Het geleidelijk droogvallen van gedeelten van de Wieringermeer leidde ertoe dat de geëvacueerde bewoners in de gelegenheid werden gesteld om op uitnodiging van het voorlopige gemeentebestuur te komen kijken welke verwoesting de onderwaterzetting had aangericht. Op 19 november 1945 is Slootdorp, dat van de dorpen het hoogste ligt, bezocht. Op maandag 3 december werden de Middenmeerders in de gelegenheid gesteld de schade aldaar in ogenschouw te nemen. Op zaterdag 8 december mochten de vroegere bewoners van Wieringerwerf de ruïnes aanschouwen in dit door de oorlog zwaarst getroffen dorp van Nederland. Veel mensen bezochten de resten van het huis dat ze bijna 8 maanden eerder gedwongen moesten verlaten, en zochten tussen puin en slik naar voorwerpen die ze toen hadden achtergelaten. Een terugevonden lepeltje van toen werd opeens een heel dierbaar voorwerp. De redacteur van de Flevobode die het bezoek aan Middenmeer op 3 december meemaakte besluit zijn verslag daarvan als volgt: "Het was een droeve tocht, doch met vreugde hebben we mogen constateren dat elkeen die het dorp heeft zien opbouwen en groot worden, na dit schouwspel slechts één ideaal heeft, n.l. te mogen helpen opbouwen, wat door een wrede vijand zoo snel vernietigd werd. In 1946 alweer geoogst Hoewel de boeren nog buiten de Wieringermeer woonden kwamen zij na het gedeeltelijk droogvallen van de polder al snel terug om hun land waar mogelijk te bewerken. Daar in het begin na de 2e drooglegging de Wieringermeer nog niet voor iedereen vrij toegankelijk was moest men over een speciale vergunning van de gemeente beschikken om toegang tot de polder te krijgen. Hieronder een kopie van zo'n vergunning van de landbouwer, de heer T. v.d. Zwaag die in Medemblik geëvacueerd zat, wiens vergunning geldig was tot 13 december 1945. Dit vergunningensysteem werd gehandhaafd tot maart 1946. De nog maar net drooggevallen akker wordt geploegd (dec.1945). 24

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2005 | | pagina 26