Hier hebben ze gewoond tot augustus 1946, toen de verhuizing naar de noodwoning aan de Zeugweg kon plaatsvinden. Mijn vader is vanuit Groningen enkele malen naar de Wieringermeer en randgemeenten geweest om te zien hoe alles er bij lag. De eerste keer omstreeks 20 juni 1945. In een brief van 8 september 1945 schreef hij: "Van onze boerderij is alleen over de gebinten met de spanten. Muren, zolders en het geheele voorhuis is weg." Ook in de herfst van 1945 is hij een keer gaan kijken. Vanaf Den Oever kon hij over de dijk (en de pas gereedgekomen en nog erg glibberige nieuwe dijk) naar de Oude Zeug fietsen. Ook is hij nog wel eens naar de provisionele Beurs in Winkel geweest. In maart 1946 is hij, samen met Geert Bron, teruggegaan naar de Wieringermeer. Ze namen een paar paarden mee, want het land kon toen al weer bewerkt worden, hoewel er dakpannen op het veld lagen en de sloot vol zat met modder. Ze verbleven in een van strobalen afgeschoten hut, die men onder het dak van de stal van Suidgeests boerderij had gemaakt. Deze boerderij stond wat hoger dan andere en was daardoor minder zwaar beschadigd. Hier bivakkeerden ook de boeren Suidgeest, Nieboer, Vossen en Van de Schaaf. Betsy Nieboer, toen 24 jaar oud, zorgde dat deze mannen elke dag goed te eten kregen. De paarden hadden het niet zo best. Ze stonden weinig beschut in een koude stal, die gemaakt was van stropakken. Uiteindelijk is dus slechts één oogst verloren door de onderwaterzetting. De schade moest mijn vader overigens wel zelf dragen; van een uitkering door het Rijk was geen sprake. Wel heeft hij een uitkering van de molestverzekering ontvangen. Ook was er in 1946 een reductie op de pacht, want er moest extra veel graan gezaaid worden. Doordat er te weinig werkkrachten waren (de huizen in de dorpen waren nog niet hersteld), konden er maar kleine hoeveelheden aardappelen en bieten worden verbouwd. Afgezien van de zakelijke schade zijn ook persoonlijke bezittingen verloren gegaan, want niet alles kon in de haast van 17 april worden gered. "We hebben zoowat 2 derde van de meubels kunnen redden. Kleeren dito". Een boerenwagen stond in Medemblik, één was er op de Oude Zeug achtergebleven. Daar stonden ook "een maaimachine, zaaimachine, wied- en zichtmachine maar dat heeft ook heel wat te lijden. 2 wagens zijn hier. Anders is alles onder het water gebleven en dat zal niet meevallen" (citaat uit brief van 8 sept. 1945). Eind december 1945 vond mijn vader tussen de puinhopen nog één van de 400 aardappelkistjes terug. Overigens is niet alles uitsluitend door het water verloren gegaan, er is ook nogal wat gestolen. Antje Hellinga vertelde dat ze in een doos met lappen en kleren een doosje met sieraden had verstopt. Toen ze vertrok van de Oude Zeug is dat achtergebleven en pas later in Workum aangekomen. Maar toen bleek wel dat er o.a. een ring was verdwenen. Terugkeer Zoals gezegd was mijn vader al vanaf maart 1946 weer werkzaam in de Wieringermeer. Het gezin is pas in augustus verhuisd naar de noodwoning op het erf naast de kapotte boerderij. Dat was vrij laat, vergeleken met anderen. Ongetwijfeld heeft dat te maken met de geboorte van het vijfde kind in het gezin: in juni 1946 werd mijn zus Greetje geboren. W.E.Renkema Scholekster 39 3972 PV Driebergen tel. 0343-514657 wimrenkema@zonnet.nl 32

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2005 | | pagina 34