Vertrek naar Friesland Dat er mensen op de Oude Zeug zaten, bleef niet onopgemerkt. Op een gegeven moment kwam over de dijk de rentmeester en een ambtenaar uit Medemblik op de Oude Zeug aan. Hij wilde de mensen ertoe bewegen naar Medemblik te vertrekken, maar daar voelde men niet voor. Voor de meesten heeft het verblijf op de Oude Zeug niet lang geduurd. Al op de eerste avond kwam een klein bootje langsvaren met mensen uit Haarlem aan boord. In ruil voor een zak graan waren ze bereid naar Friesland te varen om daar hulp te vragen. Een knecht (of onderduiker?) van Suidgeest voer mee. Het evacuatiebureau in Workum stuurde meteen twee schepen. Het kleinste schip was van Eekma uit Parrega (hij kwam wel vaker op de Oude Zeug, bijv. om koeien te brengen), een groter schip was van Koch en Eekhof uit Bolsward. Deze schepen zijn drie keer op de Oude Zeug aangekomen. In de nacht van 18 op 19 april zijn de meeste vrouwen en kinderen naar Workum gebracht, in de volgende nacht nog enkele vrouwen (o.a. Antje Hellinga en Betsy Nieboer), de paarden en allerlei goederen en in de daaropvolgende nacht de koeien en de meeste mannen. Alles moest in het donker en het geheim gebeuren, want scheepvaart tussen het reeds bevrijde Friesland en het nog bezette Noord-Holland was streng verboden. Uiteraard maakte dat de overtocht wel riskant. De op de Oude Zeug achtergebleven gezinnen zijn enige dagen later gedwongen alsnog naar Medem-iblik te vertrekken, maar nadere bijzonderheden hierover ontbreken mij. De evacués waren verbaasd dat in Friesland overal de vlaggen uithingen, want het was nog nauwelijks tot hen doorgedrongen dat Friesland bevrijd was. De meeste mensen werden in Workum in een soort opvangkamp ondergebracht. Met mijn ouders ging het iets anders. Mijn moeder, die met de kinderen en de Turksma's eerder vertrok dan mijn vader, trof op de Oude Zeug bij vertrek een knecht van Veenkamp, Dirk Stellingwerf. Hij vertelde dat zijn ouders bij Workum woonden en mijn moeder moest zich maar bij hen melden. En zo is het ook gegaan. Ons gezin kwam terecht bij boer Stellingwerf, woonachtig in het "Heidenschap" bij Workum. De Friese boeren wilden de paarden die uit de Wieringermeer mee waren genomen, graag lenen of kopen, want zelf waren ze aan de Duitsers een deel van hun paarden kwijtgeraakt. Op de meegebrachte koeien was men niet zo gek, want door gebrek aan brandstof stond de melkfabriek stil. Toch werden de koeien natuurlijk hier en daar uitbesteed. De boeren verwerkten de ochtendmelk tot grote kazen, die echter nauwelijks verkoopbaar waren, want er waren geen transportmogelijkheden. De avondmelk werd aan mensen in de buurt verkocht of gegeven, dan wel aan de varkens gevoerd. Op een gegeven moment ging er een met hout gestookte vrachtauto naar Groningen. Deze auto vervoerde grote hoeveelheden vlees, afkomstig van koeien die bij schietpartijen rondom de stelling Wons waren doodgeschoten. De auto nam uit de omgeving van Marum een vracht takkenbossen retour; daarop kon de melkfabriek van Workum toen één dag draaien. In de omgeving van Workum stonden landerijen onder water, want door gebrek aan brandstof werkten ook de gemalen niet. Dat het met de huizen en boerderijen in de Wieringermeer fout afliep, begreep men al gauw, want in Workum spoelde veel drijfhout aan. Naar Groningen en terug Het verblijf in Workum heeft een dag of tien geduurd voor mijn ouders. De heer en mevr. Turksma zijn vrijwel meteen na aankomst op de fiets naar Leeuwarden vertrokken, waar de ouders van de heer Turksma woonden. Ze namen mijn oudste broer en zus mee. De rest van het gezin ging later met paard en wagen naar Oldekerk in Groningen, waar men onderdak vond bij de ouders van mijn vader en moeder. Het vee werd bij familie in de wei gedreven. Na een week of negen konden mijn ouders in hetzelfde dorp hun intrek nemen in het huis van een gevluchte NSB'er. 31

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2005 | | pagina 33