DE OUDE ZEUG ALS VLUCHTHEUVEL, APRIL 1945 Over de onderwaterzetting van de Wieringermeer is al het een en ander geschreven. Dat begon al meteen in 1945 en volgende jaren en dat is later doorgegaan. Speciaal in 1995, bij de vijftigjarige herdenking van de inundatie, kwam er een publicatiegolf. Opvallend is dat in deze publicaties weinig is te vinden over hetgeen zich op en rond de haven de Oude Zeug heeft afgespeeld. Wel vond ik op blz.X van het rapport "De inundatie van de Wieringermeer in 1945" van E. de Cock en W.J.Z. Willemse (het rapport is gebaseerd op een groot opgezette enquete uit 1946, maar verscheen pas in 1955) het volgende zinnetje: "Slechts vier gezinnen lukte het uit de ondergelopen polder met een schip naar het bevrijde Friesland te vluchten". Dit moet wel slaan op de mensen die na een kort verblijf op de Oude Zeug inderdaad per schip naar Friesland overstaken. In het zelfde rapport wordt op blz. 18 een interview met een ambtenaar, die op de Oude Zeug woonde, weergegeven. Flierin wordt uitdrukkelijk verteld dat een groep evacués op de Oude Zeug verbleef. Na een week werden ze gedwongen naar Medemblik te vertrekken. Over de gezinnen die naar Friesland gingen, wordt hier niets vermeld. In het hiernavolgende verhaal zal het verblijf van mijn ouderlijk gezin op de Oude Zeug op 17 april en volgende dagen in 1945 centraal staan. De gegevens zijn mij in hoofdzaak verstrekt door mijn ouders, R. Renkema en T. Renkema-de Vries. Flun vele verhalen over de onderwaterzetting op 17 april 1945 en de dagen daarna, die mij bij stukjes en beetjes zijn verteld, heb ik tot één geheel samengevoegd. Aanvullende bijzonderheden zijn mij verteld door T. Turksma-van Dijk (een nicht van mijn moeder) en haar echtgenoot R. Turksma. Sinds begin januari 1945 verbleven zij op de boerderij van mijn ouders, gevlucht voor de Arbeitseinsatz en voor de honger en kou in Amsterdam, waar R. Turksma onderwijzer was. Toen het verhaal ongeveer klaar was zijn nog enkele details toegevoegd door mw Antje Flellinga, een nicht van mijn vader, die in de oorlogsjaren en ook later nog mijn moeder hielp in de huishouding en toen deel uitmaakte van ons gezin. Naderhand zijn mij nog twee brieven van 17 juni resp. 8 september 1945 onder ogen gekomen, waarin mw. A. Flellinga en mijn vader hun verhaal over de onderwaterzetting vertelden. De heer W. Donker Kaat, nu woonachtig in Westzaan, heeft deze brieven steeds bewaard. Ze bevatten enige bijzonderheden, die een aanvulling vormen op de mondeling overgeleverde gegevens. Flet onderstaande overzicht zal een zekere eenzijdigheid dragen. Het zijn de gebeurtenissen, zoals mijn ouders en hun toenmalige huisgenoten die hebben meegemaakt, althans voor zover ze zich die nog herinnerden. Ongetwijfeld zullen anderen, die de dagen op de Oude Zeug eveneens hebben meegemaakt, zich andere zaken herinneren. Aanvullingen en opmerkingen zijn dan ook welkom. Samenstelling gezin Mijn ouders woonden sinds 6 mei 1940 aan de Zeugweg, nu nr. 30, toen nog genoemd kavel L 32. Ze hadden in 1945 vier kinderen, in leeftijd variërend van 9 tot 3 jaar (als jongste herinner ik me zelf niets van het hier beschrevene). Het gezin bestond behalve vader, moeder, 4 kinderen en bovengenoemde heer en mw. Turksma en mw A. Hellinga, uit de volgende personen: - Arie Cornielje, uit Den Helder, gevlucht voor de Arbeitseinsatz - Leen van de Plas, vissersknecht uit Katwijk, ook al gevlucht voor de Arbeitseinsatz - Gerrit Boshuizen, een jongen van een jaar of 9, 10, afkomstig uit Amsterdam, die bij mijn ouders was ondergebracht omdat er in Amsterdam gebrek aan voedsel was. 25

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2005 | | pagina 27