DE DOMEINEN EN HET DOMEINKANTOOR. In de strijd tegen het water zijn er in de loop der tijden enorm veel plannen tot gehele dan wel gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee gemaakt. Enkele eeuwen bleef het bij ontwerpen tot in de 19e eeuw steeds meer aandacht aan deze plannen werd besteed. Zo werd dan in 1887 door A Buma, destijds lid van de Tweede Kamer, een particuliere vereniging genaamd "Zuiderzeevereniging" gesticht met als doel het instellen van een technisch en financieel onderzoek als voorbereiding tot de afsluiting en gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee. Dr Ir C Lely, de secretaris van de vereniging, werd als hoofd van het technisch bureau benoemd.Door zeer veel deskundigen werden voorstellen, berekeningen en adviezen verstrekt niet alleen op waterstaatkundig gebied maar ook over hetgeen na de eerste droogmaking, de Noord-Westpolder, moest worden gedaan. In dit verband kennen we veel namen van deskundigen zoals bv de heren Mansholt; Prof ter Veen; Ir Wortman; Prof Granpré-Molière. Het droogmaken van eerdere polders werd gefinancierd door particulieren. De drooggevallen grond werd voor steeds hogere bedragen verkocht met als gevolg, dat veel boeren de kosten na een aantal jaren niet meer konden opbrengen en gedwongen werden hun land en boerderij te verkopen. De prijs van het maken van een korte dijk van Ewijcksluis naar Wieringen; een lange, zware dijk van Den Oever naar Friesland en dan tevens het leggen van een dijk van Den Oever naar Medemblik om daarna de Wieringermeerpolder droog te maken zou zodanig hoog worden dat deze kosten uitsluitend door de Staat konden worden gefinancierd. De t.z.t. droog te vallen grond zou dan ook Staatsbezit zijn. In zijn betoog "De Zuiderzeegronden als Rijksland", verschenen in "De Drooglegging der Zuiderzee" een (ongedateerd) extra nummer van het Weekblad voor Nederland, "De Amsterdammer", stond een stuk over de eventuele verkoop van de grond van de hand van Dr. Fred van Eeden. Hierin schrijft hij over de discussie over de eigendom van de grond, die mede door de S.D.A.P. werd gevoerd,: "De toekomstige eigengereide Hollandsche boer zal nooit "Staats ambtenaar" willen zijn. Men kan de landbouwer zeer goed de zekerheid geven,dat hij alle voordeelen mag blijven trekken van zijn land, en het ook nalaten aan zijn erven, wanneer hij voldoet aan de eischen der gemeenschap, die verlangt dat de bodem, als bron van alle welvaart, niet wordt verwaarloosd of misbruikt. Dit kan geschieden door een strenge overeenkomst tusschen den Staat, als blijvend eigenaar en den landbouwer als pachter of erfgenaam, waarbij aan den laatsten de vruchten van zijn arbeid worden gegarandeerd, mits hij van zijn kant voldoet aan het voorschrift der Gemeenschap, dat het land niet zal worden verwaarloosd, misbruikt, vervreemd of onderverhuurd". 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2005 | | pagina 16