Brief aan de gasbronhouders Opmerkelijk vind ik de brief, die rentmeester Ovinge, gedateerd 9 april 1945, stuurt naar alle gasbronhouders in de Wieringermeer. Een brief, die achteraf gezien geheel overbodig bleek. Wist de rentmeester dan op dat moment niet wat de polder te wachten stond? Er was toch iemand die fungeerde als dijkopzichter, of dacht hij, zoals meerderen, dat het zo vaart niet zou lopen? In de bewuste brief wordt de gasbronhouders verzocht om hun gasbron af te sluiten, zodat er met het gas geen water meer in de Wieringermeerpolder omhoog zal komen. Reden voor dit dwingend verzoek is het feit dat er vanaf begin april '45 geen toelevering van elektrische energie door het P.E.N. meer plaatsvindt. Dit betekent dat het gemaal "Lely" buiten werking is gesteld, en dat het gemaal "Leemans" alleen de polder droog zal moeten houden. De gezamenlijke gasbronnen leveren per etmaal ong. 18.000 m3 water op, wat betekent dat de "Leemans" per dag 1 uur en 15 minuten moet draaien met het generator-aggregaat om dit water weer uit te slaan. Alle gasbronnen moeten per 15 april zijn afgesloten op straffe van een procesverbaal en verwijdering van de gasbroninstallatie. En op 17 april i Twee infiltranten Over het hoe van het opblazen van de dijk en veel van wat daaraan vooraf ging leggen we ons oor te luister bij een oud-verzetstrijder die zijn verhaal deed in drie opeenvolgende uitgaven van "De Flevobode" in 1946. Zijn naam is niet bekend. Dat was overigens in de tijd van de bezetting heel gebruikelijk, zelfs voorwaarde om de kans te verkleinen te worden opgepakt. Men gebruikte een schuilnaam. De betreffende verzetsman vertelt hoe hij op 5 maart 1945, en een collega stoottroeper twee dagen later, weet te infiltreren in de groep gravers op de dijk die dan al een tijdje bezig zijn geweest. Het was overigens een zeer ongemotiveerde groep. "Er werd ontzettend veel gekankerd". Zij voegen zich bij dit personeel dat uit Alkmaar kwam, en aldaar in dienst was bij het filiaal van de Duitse firma "Monti und Sohn", dat werk verrichtte voor de Wehrmachtsbauleitung (Technische Kompagnie 132). De twee stoottroepers werkten mee aan het graven van de series van vier gaten in het dijklichaam aan de Wieringermeerzijde van de dijk. Daarbij saboteerden zij waar dit mogelijk was. Ook is er veel geknoeid met de aanvoer en verwerking van zand en cement, dat gebruikt werd voor versteviging van de in totaal 16 gaten in de dijk. Later, op 11 april, de Alkmaarders kwamen niet opdagen, kwam er een ploeg van zo'n 25 man, die opgepakt waren in Schagen en omgeving. Zij werden gedwongen de acht gaten te graven aan de zeezijde van de dijk, en ook deze met cement te verstevigen. Overnachten moesten ze bij boeren in de buurt. In de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 april - het graafpersoneel was inmiddels weggestuurd - werden bommen per auto's aangevoerd. Die bommen waren blindgangers van de Geallieerden, die bewaard werden in een schip, dat in de haven van Den Oever lag. Ooit zijn verzetstrijders van plan geweest dit schip op te blazen, maar dat was te gevaarlijk zolang het daar zo dichtbij de bewoonde wereld lag. De aangevoerde bommen 34

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2005 | | pagina 36