In 1930 kampte Smeding erg met zijn gezondheid. In mei van dat jaar werd
een niet goed functionerende nier bij hem weggenomen. Er werd aan zijn
ziekbed in Alkmaar dikwijls vergaderd. Pas in augustus 1930 was Smeding
weer geheel hersteld om weer volop te kunnen werken.
Een greep naar de macht
Deed in eerdere instantie de directeur van de Zuiderzeewerken, Ir. Block van
Kuffeler nogal moeilijk over de totstandkoming van de Directie
Wieringermeer, in 1934 leek Roebroek de poten onder de directie, waarvan
hijzelf deel uitmaakte, weg te zagen. Wat was het geval? Op 4 juli 1933
kreeg directielid Roebroek van de nieuwe minister van Waterstaat, J.A. Kalff,
de opdracht een plan te maken voor een reorganisatie van de Dienst der
Zuiderzeewerken en de Wieringermeerdirectie. Er zou één Dienst moeten
komen belast met het werk in de Wieringermeer.
In januari 1934 bood Roebroek 'zijn' reorganisatieplan aan aan de minister.
De voorkeur van Roebroek ging uit naar een driehoofdige directie. Er zouden
directeuren moeten komen voor het technisch waterbouwkundig werk, voor
het technisch landbouwkundig werk en voor de financieel-economische
zaken. Die laatste directeur zou ook het beheer van de uitgevoerde werken
krijgen, voorzitter worden met bijzondere volmachten en de
vertrouwensman van de Regering zijn. Roebroek zag zichzelf, die de post
van sociaal-economische zaken bezette, blijkbaar als de aangewezen
kandidaat voor deze laatste functie. Deze 'regelrechte greep naar de macht'
door Roebroek bedierf de onderlinge samenwerking en leidde uiteindelijk tot
de ontslagaanvrage van Ir. Mesu, (hij werd Directeur van de
Werkverschaffing) en Roebroek werd "weg"-gepromoveerd naar het
ministerie van Landbouw, waar hij Directeur-Generaal werd.
Het afscheid van de directeuren Mesu en Roebroek van de Wieringermeer. Op de
eerste rij v.l.n.r.Smeding, Mesu, Roebroek en hun echtgenoten.Achter hen een groot
gedeelte van het personeel van de Directie. De foto is in 1934 genomen voor het
dorpshuis te Middenmeer.
33