Smeding was zeer nauw
betrokken bij de proeven
die werden gedaan, qua
teelt en bemesting, om
deze gronden te ontzilten.
Veel steun kreeg hij daarbij
van boeren uit de Anna
Paulownapolder, die eveneens deel uitmaakten van de ontziltingscommissie.
Heel nauwkeurig werden van alle proeven in tekst en grafieken verslag
gedaan. Deze kennis bleek van onschatbare waarde voor het
ontginningswerk in de latere Zuiderzeepolder. In zijn dagboek schreef
Smeding hierover: "Het is een prachtige en waardevolle leerschool voor mij
geweest".
Het verslag van deze ontzilting van de Anna Paulowna bleek van grote
praktische waarde. Het werd in de eerste periode van de proefpolder bij
Andijk zelfs dagelijks geraadpleegd. Dit praktisch bruikbare en
wetenschappelijk werk van Smeding is een van de redenen geweest dat hij
op 11 augustus 1922 werd gevraagd om lid te worden van de Commissie
Lovink. Al eerder leidde dit opvallende werk tot benoeming van Smeding tot
Rijkslandbouwconsulent en tot directeur van de Rijks Landbouwwinterschool
te Schagen.
De Commissie Lovink, zo genoemd naar haar voorzitter, werd in augustus
1922 ingesteld door de minister van Waterstaat. Zij moest een onderzoek
instellen naar de baten, die van de afsluiting en de gedeeltelijke
droogmaking van de Zuiderzee mochten worden verwacht, met daarbij als
speciale aandachtsvelden de wijze van verkaveling van de gronden (i.v.m.
afwatering) en de voordelen die de inpolderingen voor de omliggende
provincies zouden hebben. Bij dit laatste dacht men aan een gemakkelijke
afwatering en een betere zoetwatervoorziening.
Het was Ir. Smeding al eerder opgevallen dat de voorvechters van de
Zuiderzeewerken bijna alle aandacht besteedden aan de waterbouwkundige
werken, maar hoe de zoute, in de Wieringermeer nog droog te leggen,
gronden in cultuur moesten worden gebracht, daarover had blijkbaar nog
niemand nagedacht. De pogingen om dit probleem op te lossen deed de
Commissie Lovink de Regering verzoeken om een proefpolder aan te leggen.
Dit verzoek werd in 1926 gehonoreerd. Ir. S. Smeding werd benoemd tot
gedelegeerd Lid van de commissie van Advies omtrent de landbouwkundige
aspecten betreffende de proefpolder Andijk. De inmiddels door Smeding
verzamelde wetenschappelijke kennis omtrent ontzilting werd in de 40 ha
grote proefpolder toegepast en verder ontwikkeld. Er ontstond zo een team
van onderzoekers, dat leiding kon geven aan soortgelijk werk op veel
grotere schaal in de Wieringermeer. 'Den Haag' werd hiermee tevens
overstroming bespoedigde
ook de aanname van de
Wet, die zou leiden tot de
gedeeltelijke drooglegging
van de Zuiderzee, naar de
plannen van Ir. Lely.
29