Inmiddels was men in 1934 begonnen met het uitgeven van
pachtboerderijen. Dit was dus in feite het begin van het einde voor de
Cultuurmaatschappij. Alle boerderijen, behalve de ongeveer 5% die in
handen bleven van de Staat (Staatslandbouwbedrijven), zijn verpacht
tussen 1934 en 1942. De eis werd gesteld aan sollicitanten dat men een
bedrag van f. 300,- per ha moest kunnen overleggen, waarvan f. 75,- tot f.
100,- uit eigen bezit moest komen. Dit ging dan om bedrijven, gemengd of
akkerbouw, van meer dan 20 ha. Streng werd gekeken naar de geschiktheid
van de kandidaten, zowel praktisch als financieel. Voor de kleinere
bedrijven, (de zgn. 'pioniersbedrijfjes') golden andere maatstaven. Deze
werden bijna allemaal toegewezen aan voormalige arbeiders van de
Cultuurmaatschappij, omdat mede door hun ijver en toewijding de
Wieringermeer gereed was gekomen. Hier werd de eis gesteld van f. 50,-
bedrijfskapitaal per ha. Tenslotte waren er nog de kleine akkerbouw-
tiunbouwbedrijven. Hiervoor kwamen in aanmerking gevestigde tuinders uit
het noordelijk gebied van Noord-Holland. Hier werd wel vastgehouden aan
de eis van
f. 300,- bedrijfskapitaal per ha.
In 1934, bij de eerste uitgifte, was de belangstelling maar zeer matig.
Mensen waren bang om op het dieptepunt van de crisis hun geld in zo'n
onderneming te steken. Later, toen economisch herstel optrad, was de
belangstelling groter. De meeste vraag was er naar de akkerbouwbedrijven
op de zware grond. Hoewel er in 1936 toch al heel wat bedrijven verpacht
waren, beleefde de Cultuurmaatschappij een topjaar. Op een gegeven
moment waren er 55 binders aan het werk in de polder. De Caterpillar
rupstrekkers maakten overuren, sommige wel 1500 uur in dat jaar. In 1935
waren er 7 Caterpillar Forty diesels bijgekocht, één daarvan werd bij wijze
van proef uitgerust met een Kromhoutmotor in plaats van het origineel, om
te kijken of Nederlands fabrikaat beter voldeed dan het Amerikaanse. Dat
bleek niet het geval: de Kromhout moest na 2700 uur gereviseerd worden,
Een maaidorsmachine aan het werk in de Wieringermeer, (augustus 1937). De
trekker is een Allis Chairners WKO en de combine een Allis-Chalmers AllCrop 60.
8