het kleine wrak geheel vrij kwam te liggen. Bij dit uitgraven nu werden de oudheidvorsers verrast door een niet onaanzienlijk aantal vondsten, die uit het in het schip gespoelde zand te voorschijn kwamen. Daar waren dan eerst een aantal kleine, maar tamelijk dikke, geglazuurde plavuizen (vloertegels), die in het voorschip waren geplaatst op een zandstenen ondergrond. En deze ondergrond werd gevormd door een gedeelte van de bodem van een doodkist van rode Bremer zandsteen, zoals deze in onze streken werden aangevoerd in de 11e of 12e eeuw, om er zeer aanzienlijke doden - priesters, abten of adellijke personen - binnen de muren van kapellen, kerken en kloosters aan de goede aarde toe te vertrouwen. Helaas geen waardig lot voor zo'n aanzienlijke sarcofaag! Die van Gawijzend b.v. hebben destijds een waardiger plaats gevonden in het Westfries Museum te Hoorn. De schipper aan boord heeft daar voorin zijn schuitje zijn potje kunnen kokenhij had de potjes aan boord. Want daar was in het nauwe voorverblijfje - dat zelf geheel van een eventuele overkapping beroofd was - een kleine keukeninventaris geweest, die nu door mekaar gegooid over de vloer lag. In een hoek stond nog een rood aardewerk kookpotje, met daarin twee tinnen lepels, met een fraai "meesterteken" als merk van de maker. Daardoor zal het mogelijk zijn te bepalen wanneer deze tinnen lepels werden vervaardigd. Ook was er nog een fraaie geglazuurde kruik van waardig en sterk bruin Duits steengoed, met een houten stop en een kleine, buikige grijs- geglazuurde "baardmankruik", gemaakt in het dorpje Siegburg, in de Duitse Rijnstreek. Het kruikje droeg drie applicaties (oplegwerk) met een wapen, en op de hals een gebaard mannenkopje. De schipper heeft ook twee steelpannen aan boord gehad van prachtig, groen, loodgeglazuurd roodgebakken aardewerk, en zowaar een mooi blauw beschilderd bordje van vermoedelijk Friese afkomst. Dan waren er nog drie bruine borden op schelpvormig uitgeknepen voeten, en vijf kookpotten. Wat in al die vijf potten van rood aardewerk, op drie knobbelvoeten elk, gekookt werd is niet meer te zeggen, maar wel lag er een verkreukelde eischaal in een hoek en wat graten en een kieuwplaat van een kabeljauw, alsmede een heiligbeenfragment van een koe. Een testje was er aan boord, misschien om er een kooltje vuur in te bewaren. De visser van toen - dat is stellig het eerste kwart van de 17e eeuw - had ook belangstelling voor het weer, waarvan zijn visserijtje ook toen al afhankelijk geweest zal zijn. Waarom zou hij anders een dennenappel aan boord hebben gehad dan om te zien of er regen kon komen dan wel mooi droog weer? Er was ook een fraai klein potje met twee liggende oren en een gaatjesversiering aan de bovenrand. Zo'n schipper van de 17e eeuw had ook zijn werktuigen aan boord om dringende reparaties te kunnen verrichten: een houten breeuwhamertje om het mos tussen de planken te slaan en twee dissels (een soort bijl) om het hout te bekappen, een zaag en slijpstenen, touw, leer, en zo nog het een en ander, dat weliswaar nu dik aangekoekt is met oxide en zand, maar dat er 33

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2004 | | pagina 35