Een elektrisch gemaal
Capaciteit
Het gemaal Lely werd dankzij een stevige lobby van het P.E.N. een elektrisch
gemaal; de Leemans een dieselgemaal. Er kwam zelfs in gemaal Lely een
hoofdschakelstation van het P.E.N. voor de regio Medemblik, Hoorn,
Enkhuizen. Door de toename van toepassingen van elektriciteit moest dit
schakelstation door ruimtegebrek uit het gemaal verdwijnen. Een nieuw
schakel-station staat nu iets verderop vlakbij de dijkopgang nabij
Medemblik.
Het gemaal Lely begon officieel met het droogpompen van de Wieringermeer
op 10 februari 1930, nadat in december 1929 het proefdraaien had
plaatsgevonden. Ruim een half jaar later, op 21 augustus 1930, was de
Wieringermeer droog. De toevoerkanalen naar de Lely waren al gebaggerd
voordat de polder droogviel. Ook werden de dijken van het werkeiland, toen
gemaal Lely gereed was, met baggerwerktuigen wegge-werkt en afgevoerd,
uitgezonderd dat deel van die dijk, waarop een viertal dienstwoningen waren
gebouwd.
Het gemaal Lely kan alleen uitmalen, niet "inmalen". De maximale capaciteit
van bemaling was voorheen 1800 m3/p.min. Het meest normaal is nu
ongeveer 1500 m3/p.min. Een en ander is ook afhankelijk van het waterpeil
van het IJsselmeer. Bij 5 mm neerslag valt er in de ruim 20.000 ha.
grote Wieringermeer 1 miljoen m3 water. Daarvoor is dan een dag uitpompen
noodzakelijk, hetgeen natuurlijk ook weer afhangt van het seizoen,
(verdamping), en de begroeiing op de akkers. De capaciteit van gemaal
Leemans is ongeveer 1/3 deel van de capaciteit van de Lely.
Sinds enige tijd spuit het gemaal Leemans via een persleiding rechtstreeks
op de Waddenzee, hetgeen verband houdt met het zoute kwelwater in de
polder.
In de periode 1987 - 1988 zijn de oorspronkelijke drie elektromotoren in
gemaal Lely vervangen, en sedert 1992 draait dit gemaal onbemand. Het
gemaal werkt volledig geautomatiseerd en wordt, nadat het eerst vanuit
Wieringerwerf (Domeinkantoor) werd aangestuurd, nu elektronisch gestuurd
vanuit een bijgebouw van het Hoogheemraadschap Noord-Hollands
Noorderkwartier in Hoorn.
22