genieten van de natuur. Zijn liefhebberijen waren voornamelijk wandelen, (liefst elke dag voor het ontbijt), zwemmen en schaatsenrijden. Lely's eenvoud betekende niet gebrek aan deftigheid. Integendeel, hij was een op en top heer. Tot zijn ambtenaren, die hem overigens op handen droegen, was hij niet vertrouwelijker en gemeenzamer dan nodig was. Lely had een groot gevoel voor humor, doch grappen 'alleen voor heren' zou hij nooit te berde brengen. Grote hoffelijkheid was eveneens een sterke karaktertrek van Lely. Dit gold, onverschillig rang en stand van degene, met wie hij in aanraking kwam. Ook een bedelaar werd met 'mijnheer' aangesproken. Lely had een zeer grote bedachtzaamheid. Over zijn lippen kwam nimmer een ondoordacht of onvoor-zichtig woord. In het parlementaire debat was zijn grote kracht in de eerste plaats gebaseerd op een volmaakte kennis van de materie, waarvoor hij geen enkele moeite spaarde. Eens zei Lely tegen mr. K. Jansma: "Ik heb soms zo het land aan de politiek; er zijn zoveel mensen, waarvan ik moet denken, als ze het een of ander betogen: 'wat zou er nu weer achter zitten?' Lely was niet alleen bedachtzaam in woorden, maar ook in zijn daden. Alles werd eerst zorgvuldig gewikt en gewogen voor hij tot een handeling overging. Bovendien was Lely in hoge mate precies. Er ging geen brief de deur uit of ieder woord en ieder leesteken moest verantwoord zijn. Als minister was hij perfect op de hoogte van alle details van het Ministerie. Een groot en bezielend redenaar was Lely stellig niet, wel een vlot en vaardig spreker, die in een suggestief en zelfs min of meer biologerend betoog de Kamer kon overreden, dat een bepaald voorstel aangenomen diende te worden. Wanneer hij zag dat het onzeker was of een voorstel terstond zou worden aangenomen, trok hij het liever in om een gunstiger gelegenheid af te wachten dan een verwerping te riskeren. Wat betreft de Zuiderzee, zijn grote levenswerk, toonde hij de zelfbeheersing om jarenlang te wachten tot tenslotte de gunstige gelegenheid zich voordeed om de oogst binnen te halen. Het toespreken en in geestdrift brengen van een politieke volksvergadering lag niet in Lely's aard. In de Kamer trad Lely nooit autoritair op. Hij was altijd tot overleg bereid. Gaarne gunde hij aan de kamerleden de eer om in zijn voorstellen verbeteringen aan te brengen, soms was dat zelfs een deel van zijn tactiek. Als uitvloeisel van deze politieke handigheid wordt ook genoemd dat Lely, teneinde de afgevaardigden uit het Zuiden en Oosten van het land gunstig te stemmen voor de Zuiderzeewerken, eerst die streken met grote publieke pwpfg Lely, 16 jaar oud 17

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2004 | | pagina 19