EEN LOGEERPARTIJ BIJ DE GRÜNE POLIZEI
Op 12 febr. 1945 zaten we op de boerderij tijdens de "ochtendschaft" in de
keuken rustig een kopje koffie te drinken, toen er plotseling twee Duitse
militairen binnenstapten. We schrokken natuurlijk, want wij dachten direct
aan onze broer Jan, die tot over zijn oren in het verzetswerk zat. Gelukkig,
was hij er niet, evenmin als vader Blijdorp. Het bleek echter om een
persoonsbewijscontrole te gaan, vooral die van het grote aantal aanwezige
mannen, al of niet inwonend personeel. Ofschoon niemand over goede
papieren beschikte, werd alleen ik er uitgepikt. Ik had verzuimd mij te
melden voor de verplichte "Arbeitseinsatz". Daarom moest ik mij op de 14e
melden op het bureau van de Grüne Polizei te Medemblik. Weigering was
niet verstandig, want de straffen waren niet mis.
Vast in Medemblik
In Medemblik werd ik naar een arrestantenlokaal gebracht, waar nog meer
mannen zaten. Men beschikte niet over de goede papieren, had een
stopbevel genegeerd, was na achten buiten geweest, enz. Ook zaten er drie
personeelsleden van het "Provinciaal Ziekenhuis" te Medemblik, in de
wandeling het "Gesticht" genoemd. Wat zij op hun kerfstok hadden werd mij
toen (later wel) niet duidelijk. Ze waren nogal zwijgzaam. Het betrof een wat
oudere man, van wie de naam Boonstra mij is bijgebleven. Dan was er nog
een jonge man die vertelde dat hij pas getrouwd was. Verder een man van
middelbare leeftijd van wie ik de indruk kreeg dat hij tot de leiding
behoorde.
Tijdens een verhoor vroeg de commandant mij of ik communist was. Ik was
calvinist, gereformeerd, en dat was heel wat anders. En dat ik mij niet
gemeld had was omdat ik onmisbaar was voor de voedselvoorziening. Hij
verweet mij dat het Nederlandse volk maar niet wilde inzien dat het ook in
hun belang was dat Duitsland het bolsjewisme bestreed. Wat er verder met
mij zou gebeuren kreeg ik niet te horen.
De verzorging van de arrestanten liet te wensen over. We moesten
aardappelen schillen voor de bezetting van het bureau, een stel bejaarden
naar mijn mening, maar we kregen zelf niets te eten. Dat moest de familie
maar brengen.
Er stond een kolenkachel in de kamer maar die brandde niet. Men had de
beschikking over een eenpersoonsbed; van slapen kwam dus ook niet veel.
De volgende dag kwamen Moeder en Marie een deken, kleren en eten
brengen in de veronderstelling dat ik ergens te werk gesteld zou worden.
Op 15 febr. om drie uur 's middags werden de drie mensen van het Gesticht
opgehaald en per auto afgevoerd. De volgende morgen werd de rest van de
groep bij de commandant ontboden. We werden nog eens ernstig
Onderstaand fragment is overgenomen uit het "Klein Wieringermeers
OORLOGSDAGBOEK" van S. P. (Siem) BLIJ DORP.
36