MEVROUW EVERDINE VAN VELDHUIZEN-VERBEEK
Op 26 november 2002 stond de boerderij van Hendricus (Henk) van
Veldhuizen jr. aan het Wagenpad in lichter laaie. De uitgerukte
brandweercorpsen konden niet voorkomen, dat het woonhuis èn de schuur
geheel verloren gingen. De boerderij, waar Hendricus (Driek) en Everdine
(Ees) van Veldhuizen in 1937 als jong stel hun pionierswerk begonnen
waren, en die na de onderwaterzetting weer was herbouwd, was veranderd
in een ruïne.
Ruim 66 jaar geleden vertrok het in 1935 gehuwde paar Van Veldhuizen met
hun dochtertje vanuit Lunteren, gelegen tussen Ede en Barneveld, naar deze
boerderij in de Kop van Noord-Holland. Driek werkte daarvóór bij zijn vader
op het veebedrijf, maar wilde oh, zo graag een eigen bedrijf beginnen. Nou,
dat kon hij rond Lunteren voorlopig wel vergeten.
Van Ee, een vroegere veerijder uit Barneveld, die toen een bedrijf pachtte
aan de Wierweg in de Wieringermeer,(Hij was de elfde pachter in de polder
d.d. 1 nov. 1934), tipte hen over de mogelijkheid van een pachtbedrijf in de
nog jonge polder. Dit was niet aan dovemansoren gezegd. Er ging meteen
een sollicitatiebrief naar de Directie van de Wieringermeer, en al gauw
daarna kregen ze, na een controlebezoek van ene heer De Jong, namens
voornoemde Directie, bericht dat ze waren uitgeselecteerd. De kavel K-82
(Wagenpad 18), werd hen toegewezen.
Naar het nieuwe land
Op 30 maart 1937 verlieten zij Lunteren en begonnen hun pionierswerk
daar in de zuidelijke hoek van de polder, onder de rook van Medemblik. Een
maand later kwamen de veertien koeien uit Gelderland, die voorlopig in de
nieuwe boerderij op stal gingen. Weiland was er nog niet, laat staan de
afrastering daar omheen.
Het polderland was toen nog een boomloze kale vlakte, waar de wind
vrijspel had, waardoor zandstormen niet van de lucht waren. Later, na het
diepploegen en de uitdijende windsingel om het boerenerf nam deze
natuuroverlast zienderogen af.
Op Medemblik georiënteerd
Voor de toen 22-jarige Ees was het in het begin pionieren, of te wel
behelpen. Er was nog geen waterleiding en ook geen elektra. Regenwater
werd opgevangen in een bak, die overigens na een lange droogteperiode
kwam leeg te staan. Dorus List, één van de allereerste pioniers, kwam in
zo'n geval water brengen met een tank achter de tractor. Dat was wel te
doen, want de wegen in de polder waren toen al vrij goed.
Gekookt werd er op petroleumstellen en op het kolenfornuis. Het stoffer en
blik en de bezem bleven voorlopig nog de voorlopers van de elektrische
stofzuiger. De was werd met de hand gedaan in een grote teil met borstel,
stamper en wasbord. Het bleekveld en de waslijn zorgden voor de rest.
Boodschappen deed Ees in Medemblik, op de fiets. Vandaar behoefde ze niet
altijd met (fiets-)tassen vol huiswaarts te gaan, want kruidenier Hamstra uit
Wieringerwerf, en bakker De Git en groenteboer Minnema, beiden uit
Medemblik, kwamen wekelijks bij de boerderij aan de deur.
22