Inmiddels had een onderzoek vaa eenige leden der politie-afdeeling aangetoond, dat in totaal acht bommen waren gevallen, waarvan zes. ongeveer gelijktijdig waren ontploft. Vijf dezer bommen waren in de directe omgeving van bewoonde huizen terechtgekomen. De ontplofte bommen hadden trech ters geslagen van 4 S. 5 middellijn en 2 a 3 diepte. Bij de twee niet-ontplofte bommen werd een roode vlag geplaatst; afzetting van het terrein was niet noodig, omdat deze bommen op een afgerasterd weiland, meer dan 50 m. van de bebouwing, waren ge vallen. Wel werd aan een lid van de politie-afdeeling op een veiligen afstand de bewaking opgedragen. In den ochtend van 27 juni werd door mij telefonisch verslag uitgebracht aan den wnd. in specteur van de luchtbescherming te s—Gravenhage wien ik verzocht te bevorderen, dat zoo mogelijk maatregelen werden genomen om de niet ontplofte bommen te demonteeren. up 1 juli meldden zich voor dat doel eenige Duitsche militairen bij mij aan. Het was toen evenwel niet meer noodig; nog op 27 juni, resp. te 9 uur en te 13 uur, zijn deze bommen ontploft, zonder eenige schade aan te richten. Het personeel van den luchtbeschermingsdienst voor zoover aan het werk gesteld, heeft zijn taak met ijver en toewijding verricht. Ten slotte kan nog worden opgemerkt, dat twee bommen zijn ontploft in de onmiddellijke nabijheid, van een schuilkelder; voor de stevige constructie pleit ongetwijfeld, dat deze schuilkelder van den luchtdruk niet in het minst te lijden heeft gehad.. Het Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst, bi/ gd coll 38

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2003 | | pagina 40