Werken in de Wieringermeer 39 Oudelanderweg de eerste weg links, de derde boerderij, om spullen van Kerckhaert op te halen. Bij terugkomst werden deze opgeslagen in de koestallen van Oomes. Kerckhaert en z'n gezin kwamen later te wonen in het huis van de stiefvader van Oomes. Op 16 april reed Jan nogmaals naar de boerderij aan de Oudelanderweg. Het dienstmeisje van Kerckhaert, Geertje Vlaar, op de fiets er achteraan. Op weg daarheen werd Jan door een boer gewaarschuwd, dat de Duitsers stonden te controleren bij het viaduct bij Lambertschaag, één van de uitvalswegen van de polder. Dat was knijp voor Jan, die als onderduiker door het leven ging. Hij gaf de teugels over aan Geertje en spoedde zich op haar fiets naar huis. Later op de dag kwam de vaste knecht van Kerckhaert, Joost Steijnen, die als vlastrekker uit het Zeeuwse Graauw bij Kerckhaert bleef 'hangen', met de volgeladen wagen terug in De Weere. De volgende dag, de fatale 17e april, ging Jan met Joost met twee paarden voor de wagen nog eens de polder in om een wagen te halen, die verstopt was onder de bolkaf, (vlaskoppen). Het water steeg toen inmiddels zichtbaar in de polder. Het stroomde al over de aangelegde zandlaag waar de A-7 zou worden aangelegd. Om overstroming van het oude land te voorkomen waren in de dijkdoorgang nabij Lambertschaag beunen en schotten geplaatst. Daar vlakbij zagen Jan en Joost op het land aan de Koggenrandweg hongerende mensen uit Amsterdam de aardappels die net gepoot waren uit de grond rooien. Aangekomen op het erf aan de Oudelanderweg, dat al deels onderwater stond, zaten acht hazen op een hoger -dus droog- gelegen stuk grond. Joost sloeg met een bietenriek een paar hazen dood, die later in de braadpan belandden. Nog voor de tweede drooglegging reed Jan met knecht Joost met paard en wagen over de kop van de Wieringermeerdijk vanaf Medemblik naar de Oude Zeug om een gedeelte van het daar aangespoelde wrakhout op te halen, dat door de Domeinen was toegewezen aan Kerckhaert. Zo'n ritje over die dijk was toen geen pretje. De dijk was door het watergeweld behoorlijk afgekalfd. "We waren een hele dag kwijt voor een halve wagen hout", herinnert Jan zich. Rijdend over de dijk nabij Medemblik zagen ze hoe extra pompen uit Amerika het gemaal Lely hielpen om de polder weer droog te malen. Jan ziet de sterke stroming in het IJsselmeer door het uitgepompte water nog voor zich. "Dat was heel indrukwekkend om te zien". In december 1945 was de Wieringermeer voor de tweedemaal droog. Een viertal jongens uit De Weere was direct bereid om Kerckhaert, die daar wel gezien was, te helpen om de sloten aan de Oudelanderweg, die deels dichtgeslibd waren, schoon te maken. Nog véör kerstmis '45 was die klus geklaard. "In 1946 hebben we bij meerdere boeren de sloten uitgegraven, o.a. bij Biesheuvel aan de Tussenweg", weet Jan nog. "Schaften deden we in een oude tramwagon, die op het erf van De Feijter stond. Daar was ook een noodpaardenstal voor de hele Tussenweg". Half 1946 moest Jan Karsten onder de wapenen. Hij ging naar Indië en diende daar tot kerst 1949. "Jammer, dat ik geen dagboek heb bijgehouden over die jaren", zegt Jan. Menige ervaring uit die diensttijd staat in z'n geheugen gegrift, blijkens de stroom van verhalen over die spannende en vaak angstige tijd in de voormalige kolonie. "Ik dank God dat ik hier nog zit", besluit hij veelbetekenend. Na Indië vindt Jan met nog twee jongens uit De Weere in 1950 weer werk bij Kerckhaert aan de Oudelanderweg. Er was in die jaren werk genoeg. Bijna alles gebeurde nog met de hand, daar veel machines door de inundatie verdwenen waren of totaal onklaar geworden. Ploegen en eggen gebeurde lopend achter het paard; kunstmeststrooien met een bak van 25 kilo voor je buik over het geploegde land; aardappels werden met de kromme rug gepoot en later met de hand gerooid, nadat diezelfde handen eerst het loof hadden getrokken; slootkanten werden met de zeis gemaaid, aangenomen werk voor 1 cent per meter; de koeien werden tweemaal daags met de hand gemolken; erwten werden geruiterd, vlas en tarwe op schelven gestapeld. Ook klaver en hooi werden met de hooivork op ruiters gezet, nadat de zwadden enkele keren met diezelfde hooivork op het land waren gekeerd; bietendunnen gebeurde handmatig en het bietensteken was "ruggewerk" net zoals het laden en lossen van de zware zakken graan en aardappelen; met

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2003 | | pagina 41