het jaar daarop nog 7. Dit besluit is een van de allerbeste beslissingen geweest die de
Cultuurmaatschappij in haar bestaan heeft genomen. Niet alleen waren de Caterpillar
diesels zeer betrouw- baar maar ook nog eens voordelig in het gebruik. Zelfs waren
ze per uur nog aanmerkelijk goedkoper dan de veel kleinere Caterpillars Fifteen en
Twenty, die al veel langer in gebruik waren. De Cat-diesels werden vooral gebruikt voor
de aandrijving van de grote Borga dorskasten, maar ook wel voor het wat zwaardere
ploegwerk (later vooral diepploegen).
Naarmate de polder verder werd ontgonnen en in cultuur gebracht, steeg natuurlijk
het areaal aan landbouwgewassen met sprongen. In 1932 stonden er al 83 ha.
koolzaad, 17 ha. wintergerst, 1710 ha. winterrogge, 20 ha. zomerrogge, 90 ha.
wintertarwe en 156 ha. haver plus nog een paar onbetekenende lapjes mosterdzaad,
spinaziezaad, erwten, bonen, aardappelen en suikerbieten. In de herfst van 1933
werd ingezaaid: 1314 ha. wintergerst, 1430 ha. wintertarwe en 824 ha. winterrogge.
Door de Cultuurmaatschappij werden dus zeer veel granen verbouwd en maar zeer
weinig consumptieaardappelen en suikerbieten (in latere jaren wel iets meer). Dat
had een aantal redenen. Ten eerste was het in die tijd voordeliger en winstgevender
om graan te verbouwen. Ten tweede was op maagdelijke grond de inzaai van graan
altijd veel beter en makkelijker uit te voeren dan het poten van aardappelen o.i.d. en
ten derde was het machinepark van de Cultuurmaatschappij veel beter geschikt voor
de graanbouw. In 1933 was er in de Wieringermeer ook al zo'n 700 ha grasland en
een respectabel aantal bunders klaver en luzerne. Dat was natuurlijk om de koeien en
paarden aan het eten te houden, want er waren in dat jaar ongeveer 200 paarden.
Een verhaal apart is de arbeidsvoorziening in de Wieringermeer. De arbeiders
(tegenwoordig zouden we zeggen 'medewerkers') waren ruwweg te verdelen in twee
categorieën: zij die in vaste of losse dienst waren bij de Cultuurmaatschappij en zij die
deel uitmaakten van de zogenaamde 'werkver
schaffing'. De arbeiders van de Cultuurmaatschappij waren doorgaans beter af:
hogere verdiensten, vast werk, de meesten waren dat werk gewend en een aantal van
hen kreeg later de mogelijkheid om een zogenaamd "pioniersbedrijfje' te beginnen,
waarover later meer. De mensen van de werkverschaffing konden overal vandaan
komen. Het waren werklozen uit allerlei beroepsgroepen die verplicht werden om
te werken in de Wieringermeer op straffe van stopzetting van hun uitkering. Een
van de werkzaamheden van de werkverschaffing was het diepspitten. Hierbij werd
een kleilaag die 1 a 11/2 meter diep onder het zand lag naar boven gehaald (met de
schop!). Op deze manier werden hele kavels van 20 ha bewerkt. Het gemiddelde loon
van een arbeider in vaste dienst bij de Cultuurmaatschappij bedroeg in 1933 35 - 40
cent per uur. Vergeet niet: 1933 was het dieptepunt van de economische crisis en de
Wieringermeer trok mannen en hun gezinnen uit alle delen van Nederland. Vrijwillig of
onvrijwillig. In 1933 waren er bij de Cultuurmaatschappij 700 - 800 mannen in vaste
dienst, het aantal in de werkverschaffing varieerde van 573 tot 1200.
Paard of trekker
De discussie: 'paard of trekker'werd in de Wieringermeer van 1933 ook al volop gevoerd.
Ik citeer nu uit hetDriemaandelijksch Bericht van de Zuider- zeewerken' van juli 1933:
"Paardentractie kan alleen dan op haar plaats en goedkoop zijn, wanneer de paarden
vrijwel constant in gebruik zijn, dus op gemengde bedrijven met uitgebreide teelt van
20