liep uiteen van 15 tot 50 hectare. Bij de gemengde bedrijven kwam een grote
verscheidenheid voor in de verhouding bouwland en grasland. Ook de ligging
van de bedrijven kwam op een grillige wijze door elkaar voor. Hierdoor was
het bouwen van een aantal typen in serie niet mogelijk. Bouweconomisch was
het ook niet verantwoord voor elke bedrijfssoort en grootte een eigen type te
ontwikkelen. Er is toen gezocht naar een systematische opzet van de schuren,
waarbij het aantal typen beperkt kon worden. De oplossing werd gevonden in
een vergaande normalisatie van de maatvoering van de onderdelen van de
schuren. Langs proefondervindelijke weg zijn er toen 5 standaarddwarsprofielen
ontwikkeld met een breedte van 15 tot 22 meter. De dwarsprofielen kregen een
gelijke goothoogte en een dakschuinte van 45°. Door de toevoeging van een
variabele lengte kon nu elke gewenste ruimte worden gebouwd. De spantafstand,
een standaard lengte-eenheid werd bepaald op 4.80 meter.
Alle volgens dit principe gebouwde bedrijven werden gebouwd met houten
spanten. De eerste typen (a tm j) waren in staal uitgevoerd, maar dit bleek te
onderhoudsgevoelig. Binnen bepaalde grenzen van dit systeem kon worden
gekozen voor een grotere lengte of breedte. Voor gemengde bedrijven met veel
vee was toetreding van licht en lucht belangrijk, dus was de lengte belangrijk. Bij
akkerbouwbedrijven, waar de tasruimte hoofdzaak was, werd gekozen voor een
grotere breedte en daarmee dus de hoogte. Met een ontwikkeld rekenvoorbeeld,
een "nomogram" en een rekenschuif, was het mogelijk op eenvoudige wijze het
type boerderij voor elke bedrijfssoort en bedrijfsomvang te bepalen. Volgens deze
sterk doorgevoerde standaardisatie van de boerderijbouw werd het mogelijk voor
alle bedrijven tussen 15 en 50 hectare, in een passend schuurtype te voorzien.
De gestandaardiseerde boerderijen waren verdeeld in 5 typen (q, r, s, t en o)
waarvan de eerste een breedte had van 22 meter en de laatste 15 meter. Bij
het bepalen van het boerderijtype werd wel altijd naar de juiste lengte/breedte
verhouding gekeken. Een boerderij type q met 4 spantvakken heeft dezelfde
inhoud als een type o met 12 spantvakken, bij beide zijn de verhoudingen onjuist,
zodat beter gekozen kan worden voor een type s7.
Bouwkosten
Op 21 juni 1934 werd de bouw van 9 boerderijen van het type m en 4 boerderijen
van het type n aanbesteed. Het type m was geschikt voor een gemengd bedrijf
van 40 ha en het type n voor een gemengd bedrijf van 20 ha. Laagste inschrijver
was de firma A. Kingma te Slootdorp voor de som van 148.480,- waarvoor
het werk is gegund. Met rietdekking, stalinrichting en watervoorziening zullen
16