am te verkopen via de Hobaho in Hillegom. Vanwege de geringe aan voer van bollen op de veiling dat jaar kreeg Boontjes een zeer hoge prijs voor zijn product. Dat was wel zeer welkom, temeer daar hij in november van datzelfde jaar z'n ontslag kreeg aangezegd. Van de opbrengst van zijn bollen liet Gerrit een huisje bouwen voor zijn ouders aan de Molenvaart in Anna Paulowna. Vanuit dat huisje werkte hij voortaan in los dienstverband. Als er geen werk was kreeg Gerrit Boontjes - als lid van de Landarbeidersbond - als ongehuwde geduren de een periode van zes weken een uitkering van f. 6,- per week, (gehuwden ontvingen f. 12,-). Aan de slag in de Wieringermeer In november 1931 kwam Gerrit Boontjes, (toen 21 jaar oud), voor het eerst werken in de Wieringermeer. Voor 14 dagen kon hij samen met z'n vader werken bij een baggermolen van zijn oom, die baggerwerk verrichtte aan de Ulkeweg. 's Morgens vroeg stond hij dan te wachten op de pont bij Nieuwesluis, en huiverde bij de aanblik van de onaf zienbare vlakte van de in 1930 drooggevallen Wieringermeerpolder. "Het land was woest en ledig". In de verre verte zag hij toen de eerste 'huisjes' in Sluis I (Slootdorp) verrijzen. Om mee te mogen moest men een soort werkbewijs overleggen aan de veerman, omdat niet zomaar Jan en alleman toegang tot de polder kreeg. Na de overtocht met de pont fietste hij via een schelpenpad, (de Nieuwesluizerweg) en een kleipad, (de Ulkeweg) naar zijn werk, waar hij een dam in het kanaal moest aanbrengen. Na deze twee weken bij de baggermolen vroeg de secretaris van het De pont bij Nieuwesluis, waarmee men de Wieringermeerpolder in kwam (1931 35

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2002 | | pagina 37