hem. Ik herinner me nog dat moeder in tranen was omdat er
een koe dood in de greppel lag, want dat was een groot finan
cieel verlies.
Vader wilde wat anders gaan doen.
Wij vertrokken via Kampen en Urk naar Enkhuizen richting
Barsingerhorn, waar vader werk had gevonden aan de Meeldijk.
Vandaar reden wij direct naar het huis waar wij kwamen te
wonen, naast de boerderij van de familie Schenk, de baas van
vader. Wij hadden nog nooit in een auto gereden, dus dat
nieuwtje was wel erg fijn voor ons. De auto was een Ford V8,
nr. G.10431.
De volgende dag moesten wij meteen al naar school. Dat deden
we lopend op klompen. Het was wel een half uur lopen. De
school stond achter het raadhuis in Barsingerhorn. Daarom
moest ik bijna elke twee weken andere klompen. Maar dat werd
mijn moeder eigenlijk wel te duur.
Voor mijn vader was het niet makkelijk om van boer arbeider te
worden.
Al gauw hoorden wij van de droogmaking van de
Wieringermeer. Wij woonden daar betrekkelijk dichtbij, onge
veer 4 kilometer.
Ik werd kameraad met Rein Bil, die schuin tegenover ons woon
de in de oude boerderij. De familie Bil kwam uit Friesland, (uit
Het Bildt).
De volgende dag stuurden ze ons naar de dijk van de
Wieringermeer om alikruiken te zoeken. Dat zijn een soort slak
jes. Het IJsselmeer was toen nog Zuiderzee. Als we een emmer
vol met alikruiken hadden gevonden gingen we naar huis en
moeder Bil kookten ze dan gaar. Met een speld prikten we de
slakjes open, dan haalden we het plaatje eraf en de rest kon
den we opeten. Voor ons was dat een hele lekkernij. Na een
paar dagen was de emmer weer leeg en werden we er opuit
gestuurd om weer nieuwe te gaan zoeken.
We fietsten op oude fietsen, want vader en moeder waren arm,
want het was tenslotte crisistijd. Fietsen waren wel nodig, want
we woonden aan de Meeldijk, die wel 4 kilometer lang was.
Na 2 jaar verhuisden wij naar Grotewallerweg nr. 13 te
Schagen, omdat vader het zware werk op de boerderij, dat een
gemengd bedrijf was, niet meer aankon.
23