17 april 1945 De onderwaterzetting van de Wieringermeer. (Eén uit de vele herinneringen) We waren die dinsdag, de 17e april 1945 allemaal al vroeg op. Het was erg bedrijvig in het gezin met 10 kinderen, waaronder 1 meisje van 7 jaar uit Amsterdam, de knecht en de dienstbode. En op de zolder van de koolschuur hadden die nacht 8 mensen uit de grote stad overnacht. Zij zouden die morgen vroeg te voet vertrekken met wat groente, tarwe en bonen voor hun honge rende familieleden in Amsterdam. Op het land zouden die dag de laatste aardappels worden gepoot op de kopeinden. Een prachtig voorjaar beloofde veel goeds wat betreft groei en bloei op de akkers. Het gerucht ging al langer Even voor half acht die ochtend werden m'n ouders gewaar schuwd, dat de Duitsers vandaag de polder onder water zouden zetten. Het gerucht over deze niet voor te stellen daad deed al langer de ronde. Sommigen namen dit heel serieus, anderen konden heel diep in hun hart niet geloven dat de al verliezende bezetter hiertoe in staat was. Het gebeurde bij enkelen, dat moe der voor alle zekerheid de spulletjes in kisten pakte, en die vader later weer uitpakte en terugzette. "Kom nou, dat gebeurt echt niet!" Mijn ouders namen die morgen die waarschuwing heel serieus. Er ontstond toen ook direct een paniekerige sfeer. Er was iets aan de hand; dat voelde je als kind. De 'kostgangers' uit Amsterdam wilden, toen zij het bericht vernamen, zo snel mogelijk vertrek ken, maar mijn- vader eiste, dat zij eerst meehielpen om het huis raad op de slaapverdieping te brengen. De gespannen sfeer had ook te maken met het feit, dat men veronderstelde dat bij een doorbraak van de dijk het water in zeer korte tijd tot grote hoog te zou stijgen. "We moeten maken dat we wegkomen" was het parool. Ervaren wat vluchten is Met tegenzin hielpen de Amsterdammers het huisraad bergen en de wagen laden met kleren, beddengoed, pannen en servies goed. Zo gauw dit gedaan was vertrokken zij richting Medemblik. Kort daarna ging de dienstbode op weg met de kinderwagen met daarin m'n 7 weken oude zusje. Afgesproken was dat zij via Middenmeer richting Aartswoud zou lopen; daar zou ze op ons wachten. De koe werd nog gauw gevoerd en gemolken, en daar na vertrok de knecht met de koe eveneens richting Aartswoud. Het was toen zo rond de klok van half tien. 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2002 | | pagina 17