De oorlogsjaren
Kort daarop brak de Tweede Wereldoorlog uit. Honger kenden we
niet, want Vader ging er altijd op uit voor zijn gezin. Inmiddels
werkte mijn Vader bij Struik in de Kerkstraat te Slootdorp. Struik
hield Vader gelukkig uit Duitsland vandaan, omdat hij niet uit de
smederij kon worden gemist.
Het was inmiddels 1945 geworden en de Duitsers lieten de
Wieringermeerdijk springen. Wij evacueerden voor het water naar
de Wieringerwaard.. Eerst woonden we negen maanden in de
koestal bij boer Kaan, samen met de familie C. Westdorp uit
Wieringerwerf. Het was aanpassen, maar wei heel gezellig.
Vader had al snel weer werk bij Jan Oonk, smid te Wieringerwaard.
Hij zorgde voor een mooie nieuwe woning aan het oude
stationnetje. Daar werd in 1947 zoon Cees geboren. Dolgelukkig
waren ze met de stamhouder.
Korte tijd heeft Vader zelf een smederij gehad, maar omdat hij geen
papieren had liep dat stuk. Vader had geen tijd om te studeren,
want hij werkte van bedtijd tot bedtijd.
Eigen baas
In 1948 gingen we terug naar Slootdorp, weer naar Brink 10, en
Vader werkte weer bij Struik, 's Avonds en zaterdags werkte Vader
voor zichzelf: paarden beslaan en koeien bekappen, ook weieens in
.'opdracht van de veearts. In de eerste tijd deed hij alles op de fiets,
later op de motor.
Enige jaren later, rond 1950, na onenigheid met baas Struik, begon
mijn Vader voor zichzelf: de eerste "Rijdende Hoefsmederij".
Hij maakte een stevige, verrijdbare hoefstal, waarin paarden konden
worden beslagen, en een mobiele vuurkar om ijzers bij te werken en
om ze te kunnen inbranden. Alles goed doordacht, gemakkelijk
achter de auto mee te nemen en snel op te stellen. (Zie foto's).
Vader had volop werk door heel de polder en ver daar buiten. Hij
kwam bijv. in Burgerbrug, Callantsoog en Waarland. Het was een
gat in de markt. Men hoefde niet meer weg om het paard te laten
beslaan, de smid kwam naar de boer.
Ook bij het jaarlijkse Concours Hippique in Middenmeer was hij
aanwezig om te beslaan en vaak nog een laatste hand te leggen aan
het beslag van de deelnemende paarden.
634