Mechanisatie van de landbouw in de Wieringermeerpolder
Na het droogvallen van de Wieringermeer in 1930 werd al gauw
begonnen met het in cultuur brengen van de drooggevallen gronden
(in totaal zo'n 20.000 ha). Niet alleen het inpolderen van de
Wieringermeer en het aanleggen van de Afsluitdijk werd op kosten
van de Staat der Nederlanden gedaan, (Maatschappij tot Uitvoering
van de Zuiderzeewerken), maar ook de ontwikkeling en exploitatie
van de (toekomstige) landbouwgronden in de Wieringermeer. Voor
dat doel werd de L.C.M (Landbouw Cultuur Maatschappij) 'de
Wieringermeer' opgericht in 1931.
Waarom werd dat allemaal door de Staat gedaan? Wel, men had
lering getrokken uit de gebeurtenissen na de drooglegging van
onder meer de Anna Paulownapolder en de Haarlemmermeer, beide
in de 19e eeuw. Een bekend gezegde uit die tijd was: 'De eerste
boer werkt zich dood, de tweede heeft geen brood'; met andere
woorden: als men de zaken op zijn beloop laat dan duurt het vaak
enkele generaties voordat mem door hard werken een leefbaar
levenspeil kan bereiken. Het eerste dat moest gebeuren in de pas
drooggevallen polder was de afwatering en de ontzilting van de nog
drassige grond. Want men moet niet vergeten dat de Afsluitdijk pas
dicht was in 1932 en dus was het water in de Zuiderzee en de Wie
ringermeer nog zout. Dat zoute water moest worden afgevoerd,
anders kon er geen enkel gewas groeien. Men loste dat probleem op
door het graven van greppels. Heel de Wieringermeer werd in twee
jaar tijd van greppels voorzien met uitzondering van 800 ha die
direct werden gedraineerd. In totaal werd er 14.000 km greppels
gegraven met een diepte van 60 cm en een bodembreedte van 25
cm. De afstand tussen de greppels varieerde van 10 m. (zware klei)
tot 30 m. (zandgrond). 80 van de greppels werd met de hand
gegraven en 20% machinaal. Dat laatste werd gedaan met een
aantal verschillende machines, waaronder de Van Dijk-Mc Laren-
greppelploeg. Deze bestond uit twee zware motorkabelwagens
waartussen de greppelploeg werd heen en weer getrokken. Hiermee
werd soms wel 9 km per dag gedaan, in tweeploegendienst zelfs wel
17 km. Toch beviel het graven met de hand het beste. Arbeid was in
die tijd goedkoop en men werkte nauwkeuriger. Ook was er minder
structuurbederf op de nog drassige gronden.
629
Onderstaand artikel van Willem Ton is met toestemming van de redactie
overgenomen uit "Pionier" het twee maandelijks orgaan van de Oude
Trekker- en MotorenVereniging. 22e Jaargang nummer 4, juli 2001.