Winter streng, voedselvoorraad schaars, hongertochten: uren, dagen door de kou. Menig' Wieringermeerder blijkt z'n hongerende landgenoten trouw. Mooi vooijaar '45: zonovergoten land. Het koolzaad bloeit geelgolvend in de wind. Bevrijding gloort: bezetter in 't nauw. Vaag vermoeden, dat wraak nu zint. Dan die dinsdag 17 april rond middaguur een doffe knal de dijk doorkliefd: zinloos geweld, kwalijker dan menigeen vermoeden zal. Het water zoekt het lager land, het stroomt, het sleurt, het buldert naar omlaag. Het peil stijgt, doorweekt de goede grond. Verbijstering! "Waarheen?" is nu de vraag. Bepakt, bezakt, een grauwe stoet, teneergeslagen, weg van huis en haard. De meubels 'thuis' op hoger plan. "Die blijven wel gespaard!" Maar in 't begin noordwesterstorm, golven beuken, krachten van natuur. Gebouw en bomen snel geveld. De prijs wordt hoog en zuur. Berooid, verlaten, ver van huis, soms, vindt men onderdak in vreemde oord. Evacué of vluchteling Diep beleefd wordt nu dat woord. 545

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 2001 | | pagina 6