Uit de Wieringermeerbode van 1955
HERINNERINGEN UIT DE EERSTE IAREN.
Wij waren als het ware een familie
Mijn eerste kennismaking met de Wieringermeer geschiedde op 1 April 1931, toen ik onder
geleide van collega Van Kretschmar per motorfiets vanuit Schagen de polder intufte.
Het was koud de eerste, twee dagen van April en een vierjarig verblijf in de tropen had mij
waarschijnlijk wel extra gevoelig gemaakt.Maar op de derde dag scheen er een vriendelijke zon
en ik raakte enigszins over mijn spijt heen, dat ik het zonnige land van Sumatra had verlaten.
Toen ik kwam, had men reeds een fietspad aangelegd van Kolhorn naar Middenneer,
van Nieuwesluis tot Slootdorp en van De Haukes tot Slootdorp; met het fietspad van
Middenmeer naar Slootdorp was men bezig, in het Noorden, het Westen en het Zuiden, waren
reeds vele kavels begreppeld en het aanbrengen van deze detailontwatering word steeds
voortgezet. Velen valt de oude garde, als ik ze zo mag noemen, zullen nog weten, hoe
nauwkeurig er gewerkt moest worden, want de eisen waren streng wat betrof de boven
breedte, de bodembreedte, de diepte en de rechtheid van de greppels. Toch waren de eisen niet
overdreven, want alle werknemers konden hieraan, na enige oefening, goed voldoen en als men
zag hoe sommige nieuwelingen soms de eerste dagen greppelden, dan werd dikwijls de
uitdrukking gehoord, dat "een paling er in vast zou geraken".
Er was in die dagen een overvloed van mensen te krijgen, want overal heerste er
werkeloosheid en hoewel het werk zwaar was en men, ver van huis, in de barakken moest
leven, lieten velen, Friezer" Groningers, Drenten en anderen, zich niet weerhouden om in de
gelegenheid te komen lange tijd vast werk te krijgen.
Het mechanisch greppelen werd echter niet vergeten en de promotor, wijlen prof.
Visser uit Wageningen, werkte met een nooit aflatend optimisme aan de methoden van
mechanisch greppelen en draineren. Er waren twee verschillende manieren in die dagen, nl. de
Van Dijk-Mac Laren methode, met een greppelploeg die tussen twee kabelwagens heen en
weer werd getrokken en het systeem prof. Visser, dat werkte net twee greppelploegen, welke
door middel van twee aan elkaar gekoppelde kabelwagens naar elkaar werd getrokken, doch
elke keer, dus na elke trek van 250 m, in leegloop teruggebracht moesten worden. Ook in de
Noordoostpolder hebben wij deze laatste methode nog wel gebruikt, maar na enkele jaren is zij
toch gewijzigd, nl. in een directe aanspanning van in eigen werkplaats gemaakte greppel-
ploegen. Welke vanwege de vorm de naam "spekhaak" ontvingen. Besponnen met twee en
soms drie zware rupstrekkers zou hiermede in de zomer dikwijls een, capaciteit worden
behaald van 20 km greppel per dag. De uitgeploegde grond, 0,4 m per strekkende meter, werd
de eerste jaren met de schop over de akker gespreid; doch later geschiedde dit werk met
behulp van bulldozers en graders, zodat de laatste jaren het greppelen geheel mechanisch,
geschiedde.
Voor de volgende polder, Oostelijk Flevoland, stellen wij ons voor de greppels te
frezen, waarbij de grond direct over de akker's geslingerd wordt, zodat er geen handwerk meer
aan te pas zal komen. Moesten in de Wieringermeer en ook in de Noordoostpolder de
uitwaterings-buizen van de greppels nog met de hand worden gelegd, proeven van het laatste
427