373 SLUIS I Op 30 october 1931 kwam ons gezin de Wieringsrmeer binnen De verhuiswagen had 's nachts doorgeredenDat was een grote reis voor die dagen. Nog net voor donker vertrokken uit Zee land, was de eerste stop bij de pont bij Moerdijk, over het Hollands Diep. Je zag nog net de lichtjes van de pont die juist vertrokken was en je zag de andere pont die naar ons toe kwam. Even een moment om als kind verwonderd te kijken naar schepen die ondanks het duister toch hun weg vonden. Aan de overkant gekomen, vervolgde de verhuisauto zijn weg. Dia liep in die tijd door de steden. Eerst Dordrecht, dan weer een pont, Rotterdam, Den Haag, Haarlem, weer een pont, dan Alkmaar, Schagen. Hoe verder naar het noorden, hoe kleiner de steden en hoa smaller de wagen. Tenslotte: weer een pont en we waren in de WieringermeerHet was al weer licht. Meteen rechts naast de afrit van de pont lag het werkkamp Nieuwe— sluis. We werden ontvangen door de kok-kampbeheerder van het kamp en zijn vrouw, de familie Lokken. Een hartelijke ont vangst, een warm plekje in de keuken en warme koffie, dat deed ons goed We keken eens om ons heen. De keuken was heel groot. Er ston den twee grote, zwarte ketels. Daarin zou tegen de avond de warme maaltijd voor de ca 100 kampbewoners worden gekookt. Nu brandde er vuur onderin een van de ketels. Daardoor was het behaaglijk warm. De vloer was belegd met betontegels. Hier en daar een plaatje aan da muur en verder planken met keukenma- teriaal. Heel grote gereedschappen om in die ketels te roeren of om daar uit te scheppen. Zulke grote lepels had ik niet eerder gezien. Er was een jongen, die Appie heette. Die naam had ik niet eerder gehoord. Er waren dus vele nieuwe dingen. Ook voor fam Lokken waren er d voor hen. Ze keken vooral naar tuum. Het was haar daagse kled ger dan de zwarte, grijze of b algemeen werden gedragen. ingen te zien die vreemd waren moeder's mooie, Zeeuwse cos- ing maar die was veel kleuri— ruine tinten die in die dagen Nu nog het laatste rukje. In de verte zag je Sluis I. De negen blokjes van twee woningen waren duidelijk te zien. Daarheen waren we onderweg. De wegen waren nog maar proviso risch aangelegd van hoogovens lakken zandVoor fietsverkeer waren deze wegen prima geschikt maar voor autoverkeer waren ze te licht» Als er bij uitzondering een auto over deze wegen moest, was daarvoor een vergunning nodig. Mijn vader had zo'n vergunning. Heel behoedzaam reden we de laatste kilometers. Zo kwamen we op Sluis I aan. Het doel was bereikt: vader en moeder hadden een belangrijke stap gezet op weg naar de boerderij die zij in het nieuwe land wilden beginnen. Wat zullen ze gelukkig zijn geweest. Zij zagen hun toekomst duidelijk voor zich. En wij als kinderen? Ongemerkt genoten we van de pionierssfeer van onze ouders en we zochten onze weg in Sluis I»

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1998 | | pagina 13