De Wieringermeer bood. ia het vroege voorjaar van 1945 een prachtig beeld. Het koolzaad, een
aantrekkelijk akkerbouw produkt in de oorlogsjaren, bloeide en gaf goudgele akkers. Het jonge
groen van de weide kleurde de polder. Maar de mogelijkheid dat de Duitsers, voordat ze zich
zouden overgeven, uit wraak de polder onderwater zouden zetten leek niet uitgesloten, sommige
mensen vreesde het onheil. Ondanks de dreiging hoopte men op de bevrijding, die een einde zou
maken aan een tijd van angst en verdriet.
Op maandag 9 april '45 kwam er bij de Wïeringermeerdijk bezoek van hoge Duitse officieren. Ze
maakten zich zeer kwaad over de trage gang van zaken. Het graven van de gaten ging hen niet
snel genoeg; want de tijd begon voor hen te dringen.
Na het bezoek veranderde alles snel.
Op dinsdag kwam er al een bevel tot versnelde uitvoering. Het werd verboden gebied voor
iedereen.
Er kwam een commando wisseling, de eerste commandant werd, naar het heette vanwege een
acute blindedarmontsteking, vervangen door een commandant van de harde lijn.
De aannemer moest stoppen met het werk. En via een razzia in Schagen en omgeving werden
enkele honderden mensen gedwongen om het werk af te maken onder strenge bewaking.
Sommige boeren en hun personeel werden met geweerschoten gesommeerd te helpen. Alleen de
paardenknechten mochten op het land blijven.
De Duitsers, ca 118.000 man, worden begin april '45 teruggedrongen tot het westen van
Nederland, dat is Noord- en Zuid Holland, Utrecht en de Wadden eilanden, de zgn. "Vesting
Holland", en waren daar geïsoleerd. Met terreur onderdrukten ze de bevolking.
Hoeveel Duitsers er in de Wieringermeer polder waren is niet bekend.
Generaal Blaskowitz wordt nog door Berlijn benoemd tot bevelhebber van de "Vesting Holland
Gedeelten van het oosten van Nederland zijn bevrijd.
Vanaf zondag 15 april '45 wordt er een begin gemaakt met het aanbrengen van de explosieven.
Hiervoor werden niet ontplofte Engelse en Amerikaanse bommen gebruikt. Blindgangers
genoemd.
De "arbeiders" werden naar huis gestuurd, want de Duitsers konden nu geen pottekijkers meer
gebruiken.
Toen zekerheid verkregen was dat de Duitsers hun plan wilde gaan uitvoeren, zocht dijkgraaf
Ovinge contact met allerlei Duitse instanties om de inundatie te voorkomen, echter zonder resul
taat.
Door het verzet werd via een geheime zender meermalen om ingrijpen bij de werkzaamheden op
de dijk gevraagd. O.a. werd gevraagd om jagerbescherming uit Engeland voor de dijk te krijgen.
Hoewel deze jagers de alleenheerschappij hadden in de lucht, is het werk nooit onder vuur
genomen.
Volgens ondercommandant Silvis wilde het verzet het "Sprengkommando" overrompelen maar
de actie bleef uit omdat veel uit Friesland afkomstige Duitsers waren ingekwartierd in boerderijen
bij de ondermijnde dijk.
"Er was een plan, zei hij, om natte cement op de ontstekingen van de springladingen te gooien.
We hoopten het te kunnen saboteren tot de geallieerden er waren, maar die hebben nooit een
poging gedaan over de Afsluitdijk te komen."
Vanaf nu belette de bezetter het spuien van water uit het IJsselmeer, wat dus steeg, maar
daarnaast dwongen ze het personeel om zeewater in te laten. Maar dat ging niet erg vlot omdat
Kornwerderzand was vernield.
Al in 1943 had het gemeentebestuur een commissie voor de evacuatie ingesteld. De evacuatie
was op papier goed geregeld, alleen waren de evacuatie gemeenten nog niet ingevuld. Naar
aanleiding van hetgeen er aan de dijk gebeurde gaf de N.S.B. burgemeester A. Saai op 4 april
'44 nogmaals een evacuatie-instructie uit. Er werd daarin aangeraden een hoeveelheid kleding,
dekens en levensmiddelen op de zolderverdieping te bergen, zodat men bij een onverwachte
inundatie hierover kon beschikken. De slotzin van de instructie luidde:
4
334