346 Aan het slot een gedicht van de dichteres M. Vasalis, pseudoniem voor mevr. M. Drooglever Fortuyn-Leemans. Het gedicht handelt over de opbouw, ondergang en wederopbouw van de Wieringermeerpolder: "Eerst was het water. En daarboven was de hemel. Er tusschen in stroomde de zoute natte wind, van beide elementen het wilde kind. Er was niets anders dan een grijs, wit, blauw gewemel. Toen werd het aarde - de menschen hebben dit volbracht. En er kwam gras. Grasscheutjes, vruchten, zwaar geboomte. Vee weidde of sliep in zomerlijke loomte. Naar bloemen, omgeploegde velden rook de nacht. En op die grond - de nieuw geschapen - kwamen boeren wonen. Ons volk heeft dezen polder zoo bemind a/s ouders doen hun taai-geboren kind. En dit was sterk en frisch en teek hen te belonen. Maar aan de dijk, als in een legerkamp rond oude forten, was dag en nacht een staag gemurmureer: daar zocht het water - steeg en daalde weer - hartstochtelijk zich in de oude schoot terug te storten. Totdat de vijand kwam, die zoo van bloed en bodem sprak en in de armen rond den polder diepe wonden stak. Het wreedste dat er voor de boeren is, werd overlegd bedreven: de boer werd van zijn grond, waar hij als boom geworteld is, gedreven. De zachte dieren draaiden in het wilde water rond, koren en grassen moorden in den zouten grond, boomkruinen zwierden lange groene haren verlaten door de kwetterende vogelscharen. Toen rustte het water - steeg en daalde weer. Een oude stem leek over het verdronken land te zweven: "Gelijk het gras is ons kortstondig leven" en "niemand kent zijn oude standplaats weer. Maar zie, toen de soldaten den vijand had verslagen keerden de boeren tot hun oudsten vijand weer - een boer is te hardnekkig om ooit te versagen. Zij vochten maanden tegen 't water van den Meer. Aanzie het land, zie de verminkte hoven en zie de boeren naar hun naakte akkers gaan. Volgende zomer zullen weer de gele schoven vlammend als vreugde-vuren op de nieuwe aarde staan. 16 Drukkerij Bindit Holland - tel. (0227) 60 33 00

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1998 | | pagina 21