eenheid werd de Den Oèversche Vaart van afdeling I (N.W. van de polder) verbreed. Hiervoor moest 6.014 m3 grond worden weggebaggerd, heigeen als gevolg van de zeer harde grond die daar werd aangetroffen veel tijd vergde. Omdat het nogal ernstige defecten aan de baggermolen deed ontstaan. En de tweede ten zuiden van de oliereservoirs. Deze zuigeenheid zoog het water via de Robbevaart uit polderafdelïng II (Z.W van de polder). Hiervoor moest slechts 850 m3 grond worden weggebaggerd. Onder de permonding, buiten de polder, moest een zïnkstuk worden aangebracht, waarvoor 1.522 m3 grond moest worden weggebaggerd. Ook hier moest krooshek worden vervaardigd gelijk als bij Medemblik. Voor het plaatsen van beide noodbemalingen verwerkte Werkspoor ongeveer 300 ton plaat- en profielijzer. De regering had al gedurende de oorlog een 20-tal pompaggregaten in Amerika besteld. De capaciteit zou 100 m3/mïn bedragen bij een opvoerhoogte van 5,00 m. De aflevering liet op zich wachten. Met vertraging werden slechts vijf kleine Amerikaanse pompaggregaten aanvoerd. Ze werden geplaatst bij de Westfriese Sluis nabij Kolhorn. Onder elk aggregaat werden 12 palen van 12 m lengte geheid. Hierop werd de stalen fundatie bevestigd, waarop de motor en de pomp werd gemonteerd. De zuigbuizen hadden diameter van 914 mm. De pomp bracht het water 5 m omhoog. Voor de zuibuizen werd een aftakking van de Westfriesche vaart gebaggerd. Hiervoor werd 38.682 m3 specie gebaggerd. Tijdens het baggerwerk werd een groot aantal palen aangetroffen, afkomstig van de destijds bij de bouw van de sluis gemaakte afdamming. Het bleek niet mogelijk het toeleidingskanaal op de gewenste breedte te baggeren, zodat de zuigleidingen van een drietal eenheden over de vleugelmuur van de sluis moesten worden gelegd, zodanig dat zij direct in de Wrestfrische vaart uitmonden. Op maandag 8 oktober '45 draait de eerste grote pompeenheid. Woensdag 10 Oktober '45, er is al 3.000 ha van de 20.000 ha drooggevallen. Alle zes de grote eenheden draaiden maandag 22 oktober '45. Bij het droogmalen werd geen bezwaar van drijvend vuil ondervonden, er was alleen een enkele korte storing opgetreden o.a. door het inkorten van de drijfriemen. De bewoners van Slootdorp mogen op Maandag 19 November '45, een bezoek brengen aan hun dorp. Half november werken de vijf amerikaanse pompen nabij Kolhorn. Maandag 3 December '45 mogen de bewoners van Middenmeer een bezoek brengen aan hun dorp. Op dinsdag 11 december '45, 's morgens om 9.00 uur, was het polderpeïl van het diepste deel van de polder bereikt, N.A.P. - 5,00 m. Dat is in 125 dagen (vier maanden) na het starten van de gemalen op 9 augustus '45 en acht maanden na de ramp datum. De polder was droog voor de winter. In 1930 was het na 200 dagen {614 maand) droog met allen de gemalen Lely en Leemans. Er was weer 750.000.000 m3 water weggemalen. H.M. Koningin Wilhelmina en de regering werden hiervan telefonisch op de hoogte gesteld. Toen het water op de verdwenen was, kwam daaruit een zwaar geteisterd modderig gebied te voorschijn, opritten van bruggen gehavend, watergangen meer of minder ingevloeid en de 14 344

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1998 | | pagina 19