land bleven de boerderijen over het algemeen behouden. Al was ook daar de schade in de regel groot. Zo'n 6000 polderbewoners (daarnaast nog onderduikersen en mensen die voedsel kwamen halen) zochten een veilig heenkomen op het oude land. Zij die beschikte over een vervoermiddel hadden snel het noodzakelijkste daarop geladen en vertrokken. Andere, met name veel bewoners van de dorpen die geen vervoermiddel hadden, brachten nog snel enige huisraad e.d. naar de zolder en vertrokken ook haastig. De wegen naar de uitgangen van de polder waren vol met wagens, daartussen vee en mensen te voet of op de fiets. Maar bij de uitgangen van de polder stonden de Duitsers en leden van de Landwacht, om de onderduikers, die door hen werden gezocht, gevangen te nemen. Veel bewoners vluchtten hoofdzakelijk naar de randgebieden, of zochten hun heil op de plaats van herkomst waar familie hen onderdak verschafte. Een onderdak dat soms niet veel meer was dan een kippenhok... De mensen van de BS Stootgroep Wieringermeer bleven, toen het ongelooflijke gebeurd was, wachten op orders. Die kwamen s'nachts van commandant Hoekstra: "De polder is verloren. Aanval is zelfmoord. Polder op eigen gelegenheid verlaten. Wapens naar omstandigheden achterlaten of meenemen. Elke actie vermijden". 23 bewoners wilden de polder niet verlaten, zij zochten een toevlucht op de 4 ha grote Terp. Er was ruimte genoeg om ook nog vier koeien te huisvesten. Ze bleven daar tot na de bevrijding. Op maandag 7 mei '45 vertrokken ze naar de vast wal. Nadat de polder was volgelopen en het stromende water tot stilstand kwam, kon de wind zijn rol gaan spelen. Behoorlijke deining en rollers kraakten de huizen en boerderijen. Ze waren spoedig een prooi van de golven. Want op Vrijdag 20 april '45 hield het aangename weer hield het voor gezien. Een N.W. storm zweepte het water op en deze watermassa's maakten de vernieling compleet. De huizen en gebouwen storten in elkaar onder de beukende golfslag. De zolderverdiepingen met de opgesla gen huisraad e.d. verdwenen in de golven. Vrijwel alle gebouwen liepen zware schade op. Ook ontstond er veel schade aan de binnenzijde van de Wieringermeerdijk. In de weken en maanden die kwamen, volgde het proces van verdere afbraak in de polder. Een groot deel van de bebouwing werd totaal vernield. Alleen aan de randen van de polder viel de schade nog enigszins mee. Het water stond uiteindelijk, al naar gelang de diepte van de polder, een halve meter tot vijf meter boven het maaiveld. Enige dagen na de inundatie zeiden de Duitsers dat ze wilden meewerken aan het herstel van de dijk. Maar, zeiden ze erbij, op het ogenblik waarop tot de inundatie werd overgegaan waren er dringende militaire redenen aanwezig, maar ze betreurden het wel. Er mocht daarom volgens hen direct met het herstel van de dijk en de droogmaking worden begonnen. Daarvoor zou dan de Weermacht materiaal dat ze zelf niet nodig hadden beschikbaar stellen. Voor de brandstof zou via het Rode Kruis een beroep op de geallieerden kunnen worden gedaan. Wat die woorden waard waren bleek al snel. De Duitsers roofde de hele voorraad dieselolie van het gemaal Leemans. Maar ook liepen ze wacht bij de dijkgaten om tegen te gaan dat er ook maar iemand bij zou komen. Dit hielden ze vol tot aan de bevrijding. Dinsdag 24 april '45 zijn de gaten al uitgeschuurd tot 200 en 160 meter breed met diepten van respectievelijk 30 en 22,50 m. Op de laatste dag van de oorlog, vrijdag 4 mei '45, stond er een Z.0 storm, gepaard gaande met regenbuien. En dat was slecht voor de dijk en de huizen die nog in "redelijke" staat waren. 6 336

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1998 | | pagina 11