325
ONS DAGBOEK V.
Woensdag 18 April 1'J45 's nachts.
De altaardwalen en doeken van de communiebank worden
weggehaald. Uit de bij-sacristie sjouwen we zakken met kolen
door de tuin naar binnen en verder naar boven. Donker naderen
de groote plassen. We willen nog een keer teruggaan, doch het
gaat niet meer; de tuin is ook al een groote dreigende donkere
plas geworden. In de kerk worden al de groote kaarsen op het al
taar aangestoken. Het Ons-Heer wordt tien minuten voor twee
door Pastoor Langedijk naar zijn kamer overgebracht. Even knie
len we neer en oneindig veel gedachten gaan in dat kleine oogen-
blik door ons. Maar we hebben geen tijd, voort! Het water laat
nog steeds hooien dal hel er is. Het stijgt nog steeds. Voort! We
hebben geen minuut te verliezen. De kerkboeken verzamelen we
in een groote kist, die met al de kerkkussentjes op het zangkoor
wordt gezet. Iedere keer, wanneer ik een kerkboek of een missaal
in m'n handen neem, moet, ik aan de eigenaars daarvan denken.
Hoe zouden die mensehen het maken. Zijn ze al in veiligheid?
Buiten hoor ik Hnrry Koomcn de twee jonge hanen slachten, die
al bijna verdronken waren.
We zijn uitgewerkt in de kerk. Machtig en grootseh staat daar
het altaar, verlicht daar zes-statige kaarsen, wier vlammen in
lange gouden lijnen in het donkere water Weerspiegelen. De man
naast me staat ook even stil, we zeggen niets en plotseling sluiten
we clc kerk en gaan weer aan den slag.
Fietsen worden naar boven gebracht, serviezen en kostbaar
heden uit de huiskamer, schilderijen, keukengerei, levensmid
delen, vuil waschgoed, aardappelen, alles vliegt naar boven. De
jasjes zijn al uitgetrokken. Het. zweet gutst van de voorhoofden.
De overhemden gaan uit. Om even voor drie uur in de nacht komt
ongemerkt langs de binnenkant van de drempel een klein straal
tje water binnen geslopen, enkele oogenblikken daarna is er geen
droog stukje vloer meer. We werken door en letten er niet op of
onze schoenen en kousen nat worden, tot op het laatst we datgene
wat nog beneden staat aan bet w,,1er moeten prijsgeven. Binnen
een half uur stond er tien c.m. water. Ik nummer even gauw de
treden van de trap. Zeventien in totaal, iedere trede is 19% cm.
hoog.
Het is bij vieren wanneer we kunnen zeggen: „Datgene wat
van waarde was, hebben we gered". Met uitzondering van enkele
al te groote meubelen is al het kostbare naar boven getranspor
teerd, al zijn er helaas heel wal dierbare dingen achter moeten
blijven. Ik bewonder den pastoor in stilte om z'n kalmte. De rust
en kalmte die van hem uitgaat. Hoe hij steeds even bezadigd en
beleefd aanwijzingen geeft, welke voorwerpen hij gaarne naar bo
ven zag getransporteerd.
Pastoor gaat zich klaarmaken voor de H. Mis. We vinden even
tijd om in een stoel te gaan zitten. Op zoo'n moment voel je pas
dat je moe bent en het is aan de gezichten van de andere mannen
duidelijk te zien, doch niemand zegt het. Pastoor heeft in ziin
kamer op een kastje een altaar opgericht. Wanneer de H. Mis be
gint om vier uur v.m. is het water 2 cm. boven de eerste trede ge
stegen. Terwijl rondom het water sliigt en mensch en dier ziyi
heenkomen zoekt (de. vogels zijn zeer luidruchtig) wordt daar te
midden van het onstuimige water aan God een H. Mis opgedragen
door den herder van de parochie, opdat God zijn parochianen
sterkte en kracht moge geven; opdat allen veilig en behouden den
polder uit mogen komen. (Wordt vervolgd)