gezocht worden naar een ander terrein, waar ket geluk opnieuw
beproefd werd. Zoo kwam ket keel veel voor, dat ze op deze
wijze een dag en een nackt op ket ijs doorbrackten, wel hon-
derd bijten kakten en zoo goed als niets vingen. Maar opgeven,
deed de goede spieringvisscker ket nooit en als ket den eersten
dag niet lukte, dan zou ket den tweede beter kunnen gaan,
maar zonder spiering kwam kij niet tkuis. De beste kansen op
vangen badden ze met ket kantelen van ket tij, want dan ging
de spiering bijna altijd zwemmen, kwam op zoo n bijt af en
dan liepen de netten vol. Helaas, als de keertjes ket vertikten
om te zwemmen en stiekum op den zeebodem bleven liggen,
dan werd ket niks. Overigens was 's nackts de beste kans,
want dan behoefde ket water niet troebel te zijn en kon de
spiering, die de netten niet zag, er fijntjes intippelen. Was een
sTede vol gevangen, dan werd de terugreis ondernomen, ketzij
bij dag, of bij nackt. Dan gingen de klompen met spijkers
aan en liep de een ackter de slede te duwen, terwijl de ander
er voor aan een lang touw trok, wat kij onder de armen goed
vast kad. Bovendien nam die voorste de bijl, die kij elk oogen-
blik met de sckerpe kant in ket ijs liet zakken óm ket te onder
zoeken, maar deze manoeuvre was alleen bij nackt nood
zakelijk. Bij dag zag ket geoefende oog van den spieringvisscker
aan de kleur van ket ijs of ket betrouwbaar was om erover te
150
gaan. En gebeurde ket een enkelen keer, dat de voorste man
er door zakte, dan trok de ackterste kern er wel uit. Verdrinken
bekoorde tot de kooge uitzonderingen en men bereikte op deze
wijze met de lantaarn bij ket kompas, bij pikdonkere nackt en
sneeuwstorm of 20 graden vorst, dikwijls eerst na uren Ioopens,
de kust. Ja, vissckers zijn gewoonlijk geen papjongensl
„Spiering-kloppen" werd dit genoemd, een variant op ket
„bot-kloppen". Beweerd wordt, dat de spiering dikwijls op de
bijt afkwam, precies zooals bot op kloppen1. Het was ket zuurste
stukje brood van ket vissckersbedrijf en ket gevaarlijkste kwam
eerst als de vissckers midden op zee waren en de wind liep
plotseling om van de kust af. Dan konden ze dikwijls de wal
niet kalen voor ket ijs was afgedreven. Vaak redden ze ziek
dan nog kef leven door een brok van bef ijs af te kakken, een
sckots, die ken kon dragen, en waarmede ze dan overvoeren,
terwijl de panlatten als vaarboom dienst deden. Maar niet
zelden mislukte dit en ket Iaat ziek niet besckrijven, wat er
dan gebeurde, als de afstand te groot of de wind te sterk was.
Laat ik volstaan, met te zeggen, dat ket grootste drama is afge
speeld anno 18..., met Klaas Bording en zijn heide zoons uit
Durgerdam, die veertien dagen en nackten lang op zoo n
ijssckots door de Zuiderzee kebben gezwalkt en van rauwe bot
moesten leven. Wat die menscken kebben doorgemaakt, tart
elke beschrijving. De laatste 50 jaar voor de afsluiting be
koorden dergelijke gevallen tot ket verleden. Toen kwamen er
stoombooten met ijsbrekers en vliegtuigen óm de spiering-
visschers op te sporen. Maar trots die gevaren waren de Zuider-
zeevisschers niet van ket ijs af te slaan.
Visscken is een eigenaardig beroep; ket is te vergelijken met
stroopen, want een echte strooper kan ket ook niet laten. Talloos
velen gingen kef ijs op, diekef absoluutniet behoefden te
doen wegens broodgebrek. Neen, de doorsnee visscher was een
eigenaardig mensck, die ket bij de kachel niet vinden kon. maar
op zee, daar was kij in zijn element. Ging ket met de schuit