Woensdag 6 november 1946 Onze polder, van waaruit reeds geestelijken, burgemeesters en zelfs een minister tot hun ambt werden geroepen, heeft opnieuw zijn reputatie bevestigd, door het feit dat een van onze gemeente ambtenaren door Hare Majesteit de Koningin werd benoemd tot burgemeester van de gemeente Wi jde Wormer. De thans dertigjarige Jan Frans de Groot, wie deze onderscheiding ten deel valt, werd te Giessendam geboren. Na de Rijks HBS te Gorinchem te hebben doorlopen, deed hij als volontair intrede in de gemeente-administratie ter secretarie van zijn geboorte-gemeente. Met ingang van 1 juni 1939 volgde zijn benoeming tot klerk ter secretarie van de gemeentelijke afdeling van het Openbaar Lichaam de Wieringermeer, niet lang daarna gevolgd door zijn benoeming tot adjunct-commies. Gedurende 9 maanden na de bevrijding trad de inmiddels tot commies bevorderden ambtenaar, tevens op als waarnemend gemeente-secretaris van Abbekerk. De heer de Groot maakte zich ook in de illegaliteit verdienstelijk. Thans als jongste burgemeester van onze provincie ligt in de aardige gemeente Wijde Wormer voor hem ongetwijfeld een mooi arbeidsterrein. Zijn studie in de gemeente-administratie, zijn ruime ervaring in onze jonge gemeente, gepaard aan zijn populaire omgang met de gemeentenaren, zullen hem zeer zeker een goed magistraat doen zijn. De neven-functie van secretaris is hem niet vreemd. Burgemeester en mevrouw de Groot: van harte proficiat. Moge u spoedig uw evacuatieverblijf in Winkel vaarwel zeggen voor uw burgemeesterswoning in Wijde Wormer, waarin menig Wieringermeerder u zeer zeker zal komen bezoeken. Woensdag 13 november 1946 Tot hoofd van de Wieringermeerschool in Wieringerwerf werd de heer Holl benoemd, thans als zodanig werkzaam in Elburg. Naar wij vernemen is de heer Holl een echte verenigingsman, die in Elburg een vooraanstaand figuur is. Laten we hopen, dat de nieuwe functionaris, die per 1 januari 1947 in functie zal treden, zijn reputatie gestand zal doen. Woensdag 27 november 1946 DE MAAIER WAAKT, de hongerwinter van '44/'45 Het eerste boek over de ramp van de Wieringermeer. De polder en zijn bewoners wordt recht gedaan. Een trotse wieringermeer-boerderij, temidden van de golven, overvleugeld door een bloeiende jonge vruchtboom op de voorgrond, zo stelt het zich aan ons voor. Het is de mooie band van het eerste document over de Wieringermeer, dat na de oorlog is verschenen van de hand van mevrouw C.E. Pothast Gimberg. "De Maaier waakt"is de titel van dit200 bladzijden tellende boek, dat in korte trekken de episode beschrijft, welke nu twee jaar geleden begint in de polder. We hebben het willen doorbladeren, snel, om zo spoedig mogelijk het bestaan hiervan aan onze lezers te verkondigen, doch we zijn erin verdiept geraakt in het eerste hoofdstuk en we bleven het tot het einde op het laatste hoofdstuk. Niet op de stijl hebben we gelet, de taal had voor ons een andere betekenis in dit boekske. Daar vonden we geschiedenis, de geschiedenis, onze geschiedenis van onze polder. November 1944 De honger doet zijn intrede in de ergste vormen. Duizenden stedelingen zwerven over het platteland, komen naar de Wieringermeer. Als zovele pachters heeft ook Klaas Terpstra (hiermede wordt een algemeen bekend en gewaardeerd pachter van onze polder bedoeld, wiens naam wij hier niet zullen vermelden) zich het lot van de hongerige stedelingen aangetrokken. De veertienjarige Ine van Staveren is zo gelukkig om op de boerderij van Terpstra te mogen komen. Aan de hand van de eenvoudige, onopgesmukte gegevens, die de schrijfster van dit onpartijdige Amsterdammertje heeft gedaan, heeft zij een aantal interessante, boeiende en ware grepen gedaan uit het leven van de goede vaderlandslievende boer in onze polder. Hier ligt klaar en duidelijk het verhaal, zoals er tientallen en meer geschreven zouden kunnen worden over elke boerderij uit onze polder. En hier ook ligt het bewijs van de onwaarheid der grove beschuldigingen als zou onze Wieringermeerboer zich in de hongerwinter van 1944-1945 hebben pag232

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1996 | | pagina 8