Spreker gaf vervolgens een historisch
overzicht van de rechtspositie van de Wieringer-
meer sedert het droogvallen op 21 augustus 1930
en memoreerde het instellen van de dienst voor
de Wieringermeerpolder, het publiekrechtelijke
bestuur, eerst uitgeoefend door de randgemeen
ten; de instelling van het Openbaar Lichaam de
Wieringermeer op 1 januari 1938, met een
bestuurscommissie (gemeenteraad) een dagelijks
bestuur (B. en W.) en een voorzitter (burgemees
ter) en tenslotte de instelling van een gemeente
Wieringermeer, waarmede men kwam tot normale
bestuursverhoudingen, voor zover daarvan onder
de Duitsche bezetting kon worden gesproken.
Ook werd na de bevrijding geen tijdelijke
raad gekozen maar een Adviescommissie
ingesteld.
Ook deze regeling bevredigde niet. De
bevolking besefte, dat zij opnieuw anders werd
behandeld, dan de ingezetenen van andere
gemeenten, hoewel de goedwillende begrip
toonden voor het feit, dat de evacuatie deze
afwijking noodzakelijk maakte.
Op 26 juli j.1. ging echter de zo lange jaren
gekoesterde wens in vervulling. De bevolking,
die waarlijk lang genoeg gewacht had op een
zelf gekozen bestuur, toog ter stembus, ter
verkiezing van de leden van de raad. Hoewel
volgens de bepalingen van de gemeentewet slechts
zeven leden zouden mogen worden benoemd,
werd het aantal raadsleden op dertien bepaald,
(gebaseerd op de totale geëvacueerde en terugge
keerde bevolking).
Hoewel het gemeentebestuur door medewer
king te verlenen aan het vervoer van de kiezers,
alles in het werk heeft gesteld deze eerste
verkiezing te doen slagen, spreekt het vanzelf,
dat enkelen als gevolg van de grote afstand (er
wonen nog Wieringermeerders in Friesland en
Zeeland) verstek hebben moeten laten gaan.
In totaal heeft naar schatting ongeveer 75 van
de kiesgerechtigden aan de verkiezing deelgeno
men. Het is niet aan te nemen, dat dit percentage
thuisblijvers bij de groepen, welke aan de
verkiezing deelnamen, onderling zodanige
verschillen heeft opgeleverd, dat zij de evenredige
toewijzing van het aantal zetels aan elke groep
in ernstige mate heeft verstoord. Naar mijn
oordeel mag dan ook de op 26 juli gekozen raad
worden beschouwd als de eerste door de
bevolking van de Wieringermeer zelf gekozen
vertegenwoordiging van de,
op het moment van de inundatie, onder haar
levende geestelijke stromingen.
In de historie van onze nog zo jonge gemeente
een zeer belangrijk feit. Het is dan ook te
begrijpen, dat het u, heren leden van de raad
tot voldoening stemt, door het vertrouwen uwer
kiezers tot deze, onder de gegeven omstandighe
den, wel buitengewoon verantwoordelijke functie,
te zijn geroepen.
Ik moge u daarmede van harte gelukwensen,
de hoop en het vertrouwen uitspreken, dat gij
er in slagen zult door eensgezinden arbeid op
goede wijze de aan u toevertrouwde belangen
te behartigen.
Een verantwoordelijke functie. Wel zeer in
het bijzonder nu de gemeente bij de opbouw van
hetgeen door de vijand vernield werd, voor de
oplossing van talloze vraagstukken en problemen
staat, de woningbouw, herziening en vaststelling
van de uitbreidingsplannen, stichting van een
of meer nieuwe dorpen, schoolgebouwen,
raadhuis en last but not least de gemeente-
financiën, welke zover een ieder begrijpen zal,
grote zorgen baren.
Bij al hetgeen uw raad zal ondernemen, mag
het streven naar budgettair evenwicht nimmer
uit het oog worden verloren. Een streven, dat
ongetwijfeld de eerstvolgende jaren zware offers
van onze toch reeds zo zwaar getroffen bevolking
zal vergen, en de totstandkoming van veel, dat
algemeen als wenselijk zal worden beschouwd,
tot een later tijdstip zal doen verschuiven.
De moeilijkheden en vraagstukken waarvoor
de ingezetenen zich meer direct geplaatst zien,
zullen de aandacht van uw raad eveneens vragen.
Ik denk hierbij in de allereerste plaats aan de
voor de oorlogsslachtoffers onbevredigende
toestand, dat de huidige regeling van de tege
moetkoming wegens oorlogsschade niet uitgaat
van het besef, dat deze schade collectief behoort
te worden gedragen; dat deze schadevergoeding
een ereschuld is van het gehele Nederlandse volk
-223-