Daarbij dient men in acht te nemen de bestaande
land- en waterwegen, die geheel zijn geori
ënteerd op de bestaande dorpen, wel zeer
speciaal Middenmeer en Slootdorp en in mindere
mate Wieringerwerf.
Wat betreft de opmerking van Ir. Herman
de Groot ten aanzien van het toevoegen van
levenssappen aan dit laatste dorp werd in onze
vergadering het tegendeel bewezen.
Niet slechts dat deze opmerking alle grond
van waarheid mist, doch het tegendeel is uit
feiten af te leiden.
De dam in de Wieringerwerfvaart betekende
een omweg voor de scheepvaart van 2Vi uur.
De vaste bruggen bij Wieringerwerf vormden
tevens een grote handicap voor dit verkeer.
Tenslotte was Wieringerwerf vanuit Wieringen
slechts via de Haukes en Den oever bereikbaar.
Deze bezwaren hadden zo niet alle, dan toch
voor een goed deel ondervangen kunnen
worden.
Voor de toekomst biedt de hoofdverkeersweg
waarlangs dit dorp is gelegen en de geprojecteer
de Oom Keesweg een verder ontwikkelingsmo
gelijkheid.
Wat betreft de bestaande straten, rioleringen,
electrische kabels en waterleidingen, alsmede
de funderingen van de vernielde panden, is ons
College van mening, dat in de gegeven omstan
digheden deze restanten een belangrijke waarde
in geld, materialen en arbeid vertegenwoordi
gen. Zo belangrijk acht onze Raad deze
waarden, dat hij daarom unaniem van oordeel
is, dat deze niet zonder meer kunnen worden
opgeofferd.
b. Een centrum met drie kernen.
Afgezien van alle andere bezwaren, acht
de Raad, alleen reeds om het geforceerde
karakter van de opzet, de projectie van één
groot centrum verwerpelijk. Een grote plaats
of stad moet zijn levenssappen niet ontvangen
ten koste van zijn omgeving doch door zijn
omgeving. In een agrarisch gebied als de
Wieringermeer met een oppervlakte van 20.000
ha. mag het aantal goed ontwikkelde dorpen,
rekening houdend met een bevolkingscijfer als
berekend door de Commissie Wederopbouw
Wieringermeer in zijn bovenaangehaald
schrijven, zeker wel op minimaal 3 gesteld
worden.
Ten behoeve van het achterland met zijn
boeren en arbeiders moeten deze drie dorpen
zo weinig mogelijk in hun ontwikkeling worden
belemmerd.
In, alle in het rapport van Ir. Herman de
Groot genoemde mogelijkheden wordt als doel
één zo krachtig mogelijk centrum voorop
gesteld.
Dit centrum heeft ongetwijfeld grote
culturele en commerciële mogelijkheden doch
de minimale ontwikkelingsmogelijkheden van
de door de samensteller gedachte "dorpskernen"
worden hierbij ernstig uit het oog verloren.
De scholen en kerken alle in één bepaald
centrum onder te brengen is voor de Wieringer
meer met zijn grote afstanden een praktische
onmogelijkheid, daar het daartoe nodige massale
vervoer naast geweldige kosten ook zeer
bezwaarlijk uitvoerbaar zal blijken. Hoewel men
mag veronderstellen dat op een grote school
met veel leerkrachten het onderwijs kwalitatief
beter is, ziet onze Raad naast financiële
bezwaren ook ernstige morele bezwaren in het
feit dat jonge kinderen jarenlang per autobus
naar school moeten gaan.
Uiteindelijk dreigt uit deze centralisatie weer
versnippering te ontstaan, daar de Raad vreest,
dat op de duur ook in de eventuele dorpskernen
kleine scholen zullen verrijzen.
Eén centrum waar bedrijven en officiële
gebouwen tezamen zijn gebracht zal voor de
zakenman en de boer inderdaad voordelen
opleveren, doch betekent dit niet groter nadelen
voor de arbeider, die zich buitendien nog
bezwaarlijker verplaatsen kan?
184