Ik had te maken met Sicco Mansholt en in
beperkte mate met A.C. de Graaf, voorts met
Gert Blaauboer. Zijn dochter heeft de boerderij
aan de Waard weg voort gezet. Wekelijks kwam
bij mij K. Snip een tuinder uit Zwaagdijk en
niet vergeten de heer J.W.J. Aalders.
De heer Aalders belastte zich ondermeer met
het onderbrengen van Joodse families en in dat
licht hadden we elkaar te maken wanneer er
onenigheid tussen deze families bestond.
Zo hebben we meegemaakt, dat de heer Aalders
bij mij kwam met een deel van de familie en
ik had op dat moment de rest van de familie
in mijn woning. De laatsten verhuisde dan naar
de slaapkamer onder toezicht van mijn vrouw
en ik kon dan de heer Aalders ontvangen in
de huiskamer ontvangen om zo mogelijk met
die groep de problemen op te lossen.
De heer Aalders heeft veel te stellen gehad met
bepaalde families.
Met de heer Mansholt werd besproken de komst
van de Engelsen, die gedropt werden. Hij heeft
mij nimmer verteld waar die droppings plaats
vonden. Ik heb altijd gedacht in de Wieringer-
meer, maar moest in het boek Verzet in West
Friesland lezen dat deze droppings in West
Friesland hebben plaats gevonden. Mijn taak
bij deze dropping was een of twee personen
in huis ontvangen, een persoonsbewijs klaar
maken, een verklaring dat de fiets niet gevor
derd mocht worden en een doofstomme bewijs.
Deze Engelsen gedroegen zich vanwege de taal
als doofstommen.
Met Douma en Snip had ik contact voor de
verstrekking van distributiebescheiden. Ook
had ik contact met de hier gemelde personen
over personen die verdacht waren. Ik was aldus
meer een werktuig, die zoveel mogelijk
opdrachten uitvoerde wat elders was besloten.
De namen die ik verder in het verzetsboek heb
gelezen heb ik in het verband met het verzet
nooit gesproken en ik wist niet, dat zij deel
hebben uitgemaakt van het verzet. Zo was mij
ook niet bekend, dat mijn goede vriend en
gastheer G. Bronner deel uitmaakte van het
verzet.
Hij is in april 1942 gearresteerd en heeft enige
maanden doorgebracht in de Euterpsestraat in
Amsterdam. Zijn vrouw heeft via de ortscom-
mandant te Alkmaar veel voor hem kunnen
doen en hij is na enige tijd vrij gekomen.
Het is goed geweest, dat wij als enkelingen
opereerden en niets van onze mede-strijders
wisten. Persoonlijk heb ik veel medewerking
ondervonden van Bep Lindenberg, die bij nacht
en ontij als koerierster door de polder fietste
en veel risico heeft gelopen.
Zo hadden de Duitsers in de periode juli -
december 1944 ook een gedeelte van het
raadhuis in gebruik. Ondanks dat ging Bep
Lindenberg als ze even weg waren op zondag
nog persoonsbewijzen klaar maken. Op een
zondag stapte plotseling een Duitser binnen
en liep naar haar toe met de vraag, wat ze daar
deed. Zij vertelde dat zij een persoonsbewijs
moest klaarmaken voor een inwoner die naar
Duitsland moest. Hij draalde even en zei
'verdwijnen'
Bep kwam huilend en ontdaan naar mij
toegehold in de Raadhuisstraat 32 om haar
wederwaardigheden te vertellen.
In die periode werkten wij met een tweetal NSB
ambtenaren te weten van Zij 11 Langhout en
A.C.P. Pruijs. Wij namen met de gesprekken
met hen geen blad voor de mond en gaven onze
mening. Zij waren voor niet beroerd en hadden
grote vrijheid. Zo luisterden wij op de bovenste
verdieping s'middags om 2 uur naar de Engelse
zender.
Bij de inname van de radiotoestellen op gezag
van de Duitsers adviseerden wij vele personen,
zo mogelijk een oud toestel in te leveren en
het beste te bewaren.
Harm van der Pol, landbouwer aan de Praam-
weg, leverde wat onderdelen in, waar je met
veel technisch kennis misschien een toestel had
kinnen maken. Maar hij kreeg wel een bewijs
dat hij zijn toestel had ingeleverd. Dit kon
natuurlijk maar op beperkte wijze.
pag 158