17e JAARGANG No. 82b. ALGEMEEN NEDERLANDSCH LANDBOUWBLAD 3 Het achterste deet van den ploeg kan men iets lichten met behulp van een tweeden zwen gel, die men in fig. 4 ziet. Men ziet hier tevens een klein platform, waar op de bestuurder plaats neemt, en in de sloot een wieltje, dat ook bij het transport dienst kar. doen. Zooals men ziet, heeft de ploeg een stuur inrichting, die in werking gesteld wordt doordat de bestuurder, die achter op het platform staat, het handwicl h draait, waardoor de spil s en de voorkar ook gedraaid wordt door middel van een staaldraad. De ploeg wordt getrokken door een motor- lier en een zware staaldraadkabel, die via een draaibare koppelstang I rechtstreeks aan het ploeglichaam trekt. In fig 4 ziet men heel in de verte de motor lier staan en iets duidelijker in fig 5. Het is een oude Whiting Buil trekker, die aan het Instituut voor Landbouwwerktuigen en -Gebouwen te Wageningen omgebouwd is tot motorlier. Men ziet links de geweldig zware tandwielen. Rechts is een ijzeren balk als steun aangebracht om te voorkomen, dat de trekker weggetrokken zou worden. Greppelploeg. groot, met een lengte van-ca. 800 Meter en een breedte van 250 Meter. -Aan hun korte zijde worden de kavels be grensd door een verharden weg en door een voor kleine vaartuigen bevaarbare tocht, terwijl langs deiilange zijden der kavels als regel droge rister is op deze foto niet goed zichtbaar, maar ziet men beter op fig. 4. De risters loopen in een punt uit Vanaf deze punt loopt schuin naar boven een vertikaal mes a, dat met het koutermes b het slootprofiel in twee gelijke helften snijdt. Fig. slooten ter diepte van tenminste 1.40 Meter be neden terreinshoogte voorkomen, waarin de voor de ontwatering de maken greppels of draineertn- gen zouden uitmonden. Fig. 2. (Gedeeltelijk zal men ook een ander stelsel toepassen met een kaveldiepte varieerende tusschen 500 en 1500 Meter)* Per 20 H.A. krijgt men dus 800 M. kavelsloot of per 20.000 H. A., die de polder groot is, 800.000 Meter kavelsloot. Het ligt voor de hand, dat het graven uit de hand van deze slooten niet aan te bevelen is. Hier is men op machinaal graven aangewezen. Hetzelfde geldt in nog sterkere mate voor de greppels. Deze worden gegraven tusschen de kavelslooten, op afstanden van 10 Meter. Per H. A. krijgen we dus 1000 Meter grep pels en per 20.000 H.A. 20 millioen Meter. Volgens het hierboven staande zou de kavel sloot minstens 1.40 Meter diep moeten worden. Men is echter van oordeel, dat de sloot niet direct op diepte gegraven kan worden, daar de kanten niet zouden blijven staan, doch dat men voorloopig volstaan kan met slootjes van 60 a 70 c.M. diep. Deze kunnen dan naderhand verdiept en verbreed worden. Door den heer J. W. Matthijsse te Vaassen is nu in overleg met prof. Visser te Wageningen een greppelploeg gebouwd, die dezer dagen op een terrein bij Wageningen is beproefd. Dit terrein, gelegen in de Meent, bestaat uit slappen, veenachtigen grond en was gekozen teneinde een toestand te hebben, die zooveel mogelijk met die in de Wieringermeer zou over een komen, al zal de pas drooggekomen grond hier over het algemeen nog wei wat slapper zijn. Deze ploeg maakt slooten met een diepte van 60 c.M., een breedte boven van 85 c.M. en be neden van 25 c.M. Zooais men in fig. 3 ziet, heeft deze ploeg twee risters, waarvan het eene den grond naar rechts, het andere naar links legt. Het achterste Fig. 4. weging brengt. Met behulp van dezen staaldraad, die aan een uitstekenden arm van de voorkar opgehangen is, kan men het stuk g langs de spil s op en neer bewegen en daarmee den ploegboom (voorste gedeelte). Ue lier is berekend om ongeveer 10.000 K.G. te kunnen trekken, bij een snelheid van pl.m. 15 c.M. per seconde. Met behulp van wisselwielen kan men echter een grootere snelheid bereiken. Bij een trekkracht van 3000 K.G. zou b.v. een 3. Aansluitende beneden aan het rister zien we de messen c, die de schuine zijkanten afsnijden. De diepte kan ingesteld worden met behulp van een zwengel d, die een worm e met worm wiel (op welks as een staaldraadtrommel) in be- De proeven. De proeven verliepen uitstekend. Er werd een mooie glad afgesneden greppel getrokken, waar van men een klein gedeelte op fig 4 ziet. Hieruit blijkt wel, dat de grond keurig aan weerskanten van den greppel wordt gelegd. De trekkracht viel niet tegen, bedroeg n.1. on geveer 3000 K.G. - 153 -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1995 | | pagina 25