De smederij stond vanaf december 1935 onder leiding van de heer Sneek. Boekhouder Louis Aa verzorgde als gediplomeerd electro-technicus een opleiding electrotechniek. In 1939 werd Aa opgevolgd door Ben Coronel. Deze trouwde met de uit Oostenrijk afkomstige leerlinge Gertrude Ljofferman, wat in strijd was met de bepaling dat leerlingen niet mochten huwen en zich niet in Nederland mochten vestigen. Vanaf 1936 waren de keuken en de huishouding ge scheiden. Eva Laufer was hoofd van de huishouding. Ze kreeg deze functie door bemiddeling van haar zoon die in het Werkdorp in opleiding was. Ze nam haar drie andere zoons mee naar de Wieringermeer. Na de ontruiming van het werkdorp in maart 1941 leidde mevrouw Laufer het jeugdhuis aan de Plantage Franschenlaan in Amsterdam. De sfeer in het Werkdorp. Voor de meeste leerlingen was het verblijf in het Werkdorp de eerste keer dat zij op eigen benen stonden. Onder de jongeren vormden zich vele paren, waaruit ook enkele huwelijken zijn voo rtgekomen. Vanwege de overheidsbepaling dat de leerlingen gestimuleerd moesten worden om te emigreren, werden de contacten buiten het Werkdorp zeer beperkt gehouden. Het was de leerlingen verboden om relaties met personen buiten het Werkdorp aan te gaan of zelfs maar Nederlands te leren. Wel waren er voetbalwedstrijden tegen clubs uit de omgeving en werden er uitstapjes gemaakt. De meeste leerlingen trokken vooral op met hun barakgenoten en eventuele verloofde. In de barakken waren vaak stadsgenoten of leden van dezelfde zionistische beweging gehuisvest. De leer lingen mochten niet trouwen, wel kwam het voor dat personen die een emigratie-certificaat hadden ontvangen met een mede-leerling trouwde, zodat er twee mensen op een certificaat konden ver trekken. Ook was het de leerlingen verboden om kinderen te krijgen. Toen bleek dat er toch iemand zwanger was geworden, heeft directeur Herzberg het stel als straf naar Westerbork gestuurd en hebben de oorlog niet overleefd. In het Werkdorp was ook aandacht voor cultuur en algemene ontwikkeling. Er werden onder meer concertenlezingen en tentoonstellingen georgani seerd. Er was een leeskring en een redelijk uitgebreide bibliotheek. Wie dat wilde kon de synagoge op de zolder van het gemeenschapshuis bezoeken. Hoewel het Werkdorp niet specifiek religieus was, werden de joodse feestdagen in acht genomen en was de keuken kosher. Volgens het reglement mocht men in het Werkdorp niet politiek actief zijn. Dit zou namelijk het Werkdorp in opspraak kunnen brengen en de goede naam van Nederland in het buitenland kunnen schaden. Emigratie Het Werkdorp had tot doel de emigratiekansen van de leerlingen te vergroten door een agrarische of ambachtelijke opleiding. Voor de emigratie was toestemming van de immigratielanden nodig. De toestemming werd verstrekt door middel van certificaten. Dit aantal was echter zo gering dat veel leerlingen gedwongen waren om langer dan twee jaar in het Werkdorp te blijven. Mevrouw Van Tijn regelde de emigratie. Zij onderhield hiervoor ondermeer contacten met de overheid in Nederland en in andere landen en met Joodse emigratieorganisaties Voor emigratie naar Palestina was een Palestina- certificaat verplicht. Het Joods Agentschap verdeelde de door de Britten verstrekte certificaten over verschillende landen. Bij de toekenning onderscheidde men vier klassen immigranten: 1personen met een kapitaal van tenminste 1000 2. personen met een garantie voor financiële ondersteuning van buiten Palestina 3. personen met garantie voor financiële ondersteu ning binnen Palestina 4. arbeiders zonder kapitaal, deze werden afhanke lijk van de economische situatie toegelaten. Nederland kreeg in de periode 1933-1935 +200 certificaten. Door het sluiten van een huwelijk, konden twee mensen op een certificaat emigreren. Sommigen reisden naar Palestina op een studenten certificaat of een toeristenpas, die beperkt geldig waren. Eenmaal aangekomen bleef men in Palestina. Door de Britse beperking van de immigratie werden de certificaten vanaf 1938 nog schaarser. -147-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1995 | | pagina 19