Na de Duitse annexatie van Oostenrijk, 12 maait 1938nam de Joodse vluchtingenstroom sterk toe. Tijdens een debat in 1938 over het toenemend aantal vluchtelingen, stelde minister van Justitie Goseling dat tussen maart 1933 en mei 1938 ca. 25.000 Joodse vluchtelingen en 7000 politieke vluchtelingen zich in Nederland hadden gevestigd en dat de grenzen dienden te worden gesloten. Beperkingen ten aanzien van vluchtelingen. Half maart 1934 besloot de ministerraad, op advies van de minister van Justitie Van Schaik, dat Joodse vluchtingen aan de grens moesten worden geweerd. Maar er waren uitzonderingen. Na de Kristallnacht liet de regering 7000 Joodse vluchtelingen toe. Hierbij kregen vluchtelingen met bloedverwanten in Nederland voorrang. Op 13 september sloot de regering de grenzen opnieuw voor alle vluchtelingen. Op dat moment van de Duitse inval, 10 mei 1940, waren er ca. 35.000 legale en illegale Joodse vluchtelingen in Nederland. Joodse comités voor de opvang van vluchtelin gen. Op 21 maart 1933 werd het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen (CBJB) opgericht. Dit Comité werd door de Nederlandse regering verantwoordelijk gesteld voor de opvang en registra tie van Joodse vluchtingen. Hiervoor werd door het CBJB het Vluchtelingen Comité opgericht, met afdelingen in Amsterdam en Rotterdam. Voorzitter van het Comité was de secretaris van de CBJB, professor David Cohen. De dageüjkse leiding van de CBJB en de contacten met de Nederlandse regering waren in handen van Henri Eitje. De internationale contacten vielen onder Gertrude van Tijn Cohen. Omdat de vluchte lingen niet ten laste mochten komen van de Nederlandse overheid, financierde de CBJB onder meer het Werkdorp Nieuwesluis. Ook was het verantwoordelijk voor de financiering en opbouw van een centraal opvangkamp voor Joodse vluchtelingen in Westerbork, op de Drentse heide. De aanzet tot het Werkdorp Nieuwesluis. De voorzitter van de CBJB, professor Georg van den Bergh, nam het initiatief tot het Werkdorp. Hij was hoogleraar staats- en administratief recht aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam en van 1925 tot 1933 lid van het parlement voor de Sociaal Democratische Arbeiders PartijVan den Bergh was geschokt door de situatie in Duitsland en ontwikkelde een plan voor een niet-zionistisch opleidingscentrum waar Joodse vluchtelingen uit Duitsland door een agrarische of ambachtelijke opleiding zich konden voorbereiden op emigratie. De regering werd gevraagd braakliggende gronden ter beschikking te stellen, zoals bijvoorbeeld aanwezig in de juist drooggemalen Wieringermeer. De overheid stelde een aantal voorwaarden: 1het inzetten van zoveel mogelijk Nederlandse werkleiders en bestuurlijke werkers; 2. geen concurrentie met de Nederlandse economie; 3. een gegarandeerde financiering uit andere bronnen dan de Nederlandse overheid; 4. een gegarandeerd vertrek van de leerlingen na afloop van de opleiding. 2. Prof. dr. David Cohen. -141-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1995 | | pagina 13