Persoonlijk heb ik dan ook het gevaar mee
gemaakt, op een gedeelte waar nu de zware
wuivende gewassen te velde staan, eens in een rank
bootje, waarbij wij, door stroom en wind het roer
verspeelden, op de golven stuur- en vrijwel
hulpeloos rond te dobberen. Hoewel het gevoel
van angst toen vrijwel de boventoon voerde, heb
ik nu een gevoel van dankbaarheid dat men in een
woonplaats zooals deze nu is, iets dergelijks heeft
mogen beleven.
Weer van een ander hoorde ik, dat op dit
gedeelte wat nu zijn boerderij is, hij eerder wel
had gezwommen.
Het doet mij verder veel spijt dat ik de gave
en ook de tijd mis, dit alles in een beschrijving
weer te geven en vast te leggen, daar het toch zoo
bijzonder mooi en verbazend interessant geweest
is dit alles te mogen beleven en meemaken. Het
is dan ook zoo bijzonder mooi wanneer men in
de kaleidoscoop der gedachten alle beelden en
gebeuren nog weer eens ziet voorbij gaan. Hetgeen
daarin te zien is, is wel veel en velerlei en het is
voor diegene die hiervoor voelt wel een kostbaar
bezit, waarbij de gedachte, dat dit door 't tempo
waarmee het dagelijksche leven voorwaarts gaat,
te moeten verliezen of gaat vervagen, wel tot
weemoed stemt.
Het was in het jaar 1930, dat men op de
Westfriesche dijk te Aartswoud rijdende, nadat
een kuststrook reeds droog lag, men in de polder
reeds vele eilandjes zag verrijzen. Dit was de uit
de z.g. onderlossers geloste, uit de kanalen
opgebaggeerde grond, welke op willekeurige
plaatsen in de polder was gelost, en indien dit
kleigrond was, zoodoende het veld een flauw
heuvelachtig aanzien gaf.
Het was toen, dat de polder spoedig droog viel;
al heel spoedig zag men nog dat jaar eerste enkele,
later reeds vrij veel planten ontwikkelen, hun aantal
en verscheidenheid was werkelijk interessant en
bepaald reeds op zichzelf een studie waard.
Een randgedeelte ten Oosten van Wieringen,
nog voor een groot deel met zeewier bedekt
(Waardje),
meer naar het Oosten de Schelpenbol, meer
Zuideli jker de Kooltuin, lagen wegens hun hoogere
ligging reeds eerder droog.
Het eerste aanzien van den Polder.
Mede door het feit dat ik in mijn jeugd veel
op de bij eb droogvallende groote vlakten van het
Balgzand geweest was, waarvan het meerendeel
zand doch het Oostelijke gedeelte zwaardere grond
was, had ik mij meerdere malen getracht een
voorstelling te maken:
hoe zou 'n pas drooggevallen polder er aanvankelijk
uitzien en hoe of het verloop van het aanzien en
eigenschappen van dien grond wel zijn. Ik acht
mij dan ook wel buitengewoon gelukkig dit alles
vanaf den aanvang tot heden mede te maken. Het
zou echter te veel plaastruimte vragen om over
dit onderwerp wat op zichzelf voor diegenen, welke
hier interesse voor hadden wel bijzonder mooi en
interessant geweest is en nog is nader uit te wijden.
Na het droogvallen van de polder voor het
merendeel het aanzien van een groote zandvlakte,
welke al spoedig bij zon en wind op vele plaatsen
geweldig kon stuiven. Ook veel of eigenlijk de
meeste kleigrond was met een dunner of dikker
zandlaagje bedekt, zoodat het eerste aanzien verre
van aanlokkelijk was. Veel boeren uit de omliggen
de polders hadden "de Meer" dan ook niet hoog
in de rekening.
Zoodra de grond droog was werd ook aan de
aanleg van proefvelden van diverse gewassen
gedacht.
Hoewel de Wieringermeer later bekend werd
door de sterk doorgevoerde mechanisatie en het
gebruik van gigantische machines, moest die
aanvankelijk wel geheel anders soms zelfs zeer
primitief gebeuren. De opgezette proeven waren
van veel belang, veler oogen waren hierop gericht,
eischten dus een nauwgezette uitvoering en daardoor
bijzondere zorg.
- 114 -