Lezing van de heer E. Bulten, archeoloog bij ROB (rijksdienst voor het
oudheidkundig bodemonderzoekin Amersfoort, op 23 maart 1995.
De Nieuwe Steentijd Neolithicum in de kop van Noord Holland.
In het Midden- en Laat-Neolithicum, ongeveer 5000 a 4500 jaar geleden
woonden er al mensen in Noord Holland. Deze mensen, die we toeschrijven
aan de zogenaamde Trechterbeker- respectievelijk Enkelgrafcultuur vormden
het onderwerp van een meerjarig onderzoek, dat sinds 1989 door de
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek werd uitgevoerd in de
Kop van Noord Holland.De onderzoeken vonden plaats in Sijbekarspel 1989, in
Hoogwoud (Mienakker) 1990, in Winkel - Groetpolder (Zeewijk) 1992-1994, en
in Slootdorp (Bouwlust) 1991.
Het Neolithicum en de Enkelgrafcultuur.
De Nieuwe Steentijd of het Neolithicum vormt een afsluiting van een periode in
de ontwikkeling van de mens die begint met het vervaardigen van het eerste
stenen werktuig door de mens en die eindigt met de uitvinding van metaal. Zo
werden in de steentijd de werktuigen dus van steen gemaakt. Andere
grondstoffen werden ook gebruikt zoals hout en bot, maar deze zijn slechts
zelden bewaard gebleven.Het Neolithicum begint met de invoering van de
landbouw en veeteelt. Voor die tijd was men voor de voedselvoorziening
afhankelijk van het verzamelen van noten, vruchten en eetbare planten,
visvangst en de jacht. De landbouw zorgde ervoor dat men in mindere mate
afhankelijk was van de grillen van de natuur en dat men zich op een lokatie kon
vestigen. Andere kenmerken van het Neolithicum zijn de introductie van
aardewerk en het vervaardigen van geslepen stenen bijlen.
Binnen het Neolithicum worden verschillende perioden en culturen
onderscheiden. De Enkelgrafcultuur is zo'n cultuur en wordt geplaatst aan het
einde van de Nieuwe Steentijd, het Laat Neolithicum. Zij wordt zo genoemd
omdat de mensen die tot deze cultuur behoorden hun doden meestal
begroeven in individuele graven soms voorzien van een grafheuvel. Hiermee
weken zij af van hetgeen in de voorafgaande Trechterbekercultuur gebruikelijk
was; namelijk het bijzetten van de doden in collectieve graftombes; dit zijn de
graven waarin meerdere mensen werden begraven. Een voorbeeld daarvan zin
de Hunebedden in Drenthe.
Nederzettingen van de Enkelgrafcultuur zijn bewaard gebleven in de Baltische
staten en in Zwitserland, aan de oever van enkele meren. Een ander gebied
waar deze woonplaatsen goed bewaard zijn geblevenen waar we ook
organische resten als slactafval, zaden, pitten en granen terug kunnen vinden,
is de Kop van Noord Holland.De goede conservering van deze nederzettingen
hangt nauw samen met de geologische ontwikkeling van het gebied. Deze
nederzettingen leveren vele gegevens op over de levenswijze van deze
neolithische mensen.
De opgraving bij Hoogwoud aan de Mienakker leverde een jacht-viskamp
op.Men vond twee huisplattegronden, rechthoekige huizen van 3.5 m breed en
3 tot 6 meter diep, met in het midden een haardplek. Er werd veel
visbotmateriaal gevonden, zoals kabeljauw en schelvis.
Alle vondsten werden per vak verzameld (50 - 50 cm gespoeld, gesorteerd
Dit leverde veel botfragmenten op Evenals potscherven, stukjes barnsteen en
zaden.
Het kamp werd w.s. zomer en winter bewoond, want men vond materiaal van
zowel zomer- als wintertaling.
Middenin de nederzetting vond men een graf. Van het skelet ontbraken
verscheidene delen. Het was een skelet van een man van 1.80 m lang. Men
heeft hem Cees van Hoogwoud genoemd naar de eigenaar van de grond.
In Sijbekarspel vond men een jaar eerder het skelet van een vrouw, ook
Enkelgrafcultuur, het zgn. "woiffie van Sijbekarspel".