De tocht daarheen dwars door dit nog ongerepte
natuurschoon van welig ontwikkelde schoon
bloeiende zeeasters was wel zoo mooi dat dit niet
heeft nagelaten een diepe indruk welke ik niet licht
zal vergeten bij mij achter te laten.
Al heel spoedig ontwikkelden zich naast de
zeeaster ook verschillende andere planten. Het
duurde steeds kort, dat men later kon zeggen: welke
planten groeiden er toen reeds niet. Alleen dit op
zichzelf was meer dan een studie waard, hetgeen
naar ik meen dan ook wel gebeurd is.
Zoo bij zomeravond door het veld dwalende,
naar aanleiding van de vegetatie het grondprofiel
Opnemende wat op zichzelf zeer interessant was) daar
hier meestal "lijn" in zat, wat tot heden in de
ontwikkeling der gewassen steeds nog heel mooi
te zien is en steeds nog bijzonder leerzaam en
interessant, zoodat ik nu nog niet kan nalaten op
plekken, waar de ontwikkeling van het gewas
afwijking vertoont, een onderzoek in te stellen,
viel het mij op dat op eenige plekken, welke steeds
scherp afgesneden rond waren met een middellijn
van 80 cm. tot 1 meter de zeeaster, welke daar
uitsluitend opgroeide, hier zeer dicht en welig
ontwikkeld voorkwam. Bij het graven in den grond
borrelde hieruit soms reeds na één steek te hebben
genomen, zoet water uit de grond.
Andere vondsten.
Dieper gravende werden steeds potscherven
gevonden welke men trouwens in de geheele
kwelder-gebeid van den polder ook nogal op het
maaiveld, dus de zeebodem, vond. Genoemde
scherven waren van een bepaalde, gemakkelijk te
onderkennen grijze steensoort. Eigenaardig was
wel, dat ik later ook genoemde scherven in een
bepaald gedeelte van den Anna Paulownapolder
vond.
In enkele gevallen waren de wanden met hout
afgezet (wat geheel vergaan was) en kwam al spoedig
een put bloot, waarin zoet water opborrelde. Het
water in greppels en slooten was nog sterk zout.
In een bepaald gedeelte van sectie B kwamen deze
putten voor.
Naar werd verteld, moeten dit eens van vorige
bewoners de drinkwater-putten geweest zijn,
hetgeen mij, gezien de scherven e.d. welke men
hierin vond zeer aannemelijk voorkomt. Zoo was
er naast het ongerief, dat men hier had, voor
diegene, die het wilde, zeer veel te genieten.
De verhuizing
Ja ongerief was er ook. Het was niet alles
rozegeur en maneschijn. Als ik bv. nog denk aan
de toestand en omstandigheden waaronder wij
destijds de polder introkken, moet ik wel een ander
geluid laten horen.
Het was mogelijk per auto met ons huisraad
tot op +250 meter van de woning te komen. Langs
het overige gedeelte der weg lag de stortgrond nog.
Daar tusschen stonden ook mede door den natten
tijd, groote plassen water. Ons huisraad werd dan
ook op een handkar geladen, vandaar ging het over
een dubbele straat planken dwars over de kavel
Daar er echter regelmatig een laag water op de
kavel stond, dreven steeds die planken weg en
kregen zoodoende veel een dirachement met
capriolen der handkar, waarvan de gevolgen,
speciaal van het beddegoed, met het oog op den
grondtoestand, vooral voor de vrouw, minder
aangenaam waren. Toen tenslotte het huisraad
binnen was, leverde het afscheppen der vloer was
dat de barometer van de gemoedstoestand der
vrouw nu juist niet op "mooi weer" stond, hoewel
zij er zich op bewonderenswaardige wijze heeft
doorgeslagen en zich naar de omstandigheden wist
aan te passen.
We woonden wel heel erg afgelegen.
Vreemd deed het ons aanvankelijk aan, vooral
s'avonds de stilte te "hooren" en gemakkelijk was,
dat wij ons toen om het sluiten der deur niet
behoefden te bekommeren. Als het uitkwam ging
deze wel eens op slot, doch het is ook wel gebeurd
dat deze 's morgens nog open stond.
- 117 -