Er zat dus niets anders op, weer of geen weer, kleeren uit, overzwemmen en in Adams-costumm op het vlot en weer terug om de kleeren te halen. Hoe geheel anders en dit was wel goed ook, ging al spoedig het werken der Cultuur Maatschap pij Trekkers met gigantische werktuigen achter zich, Oppervlakkig beschouwd gaf dit werk aan het onze een kleineerende indruk. Althans voor diegenen, die de zaak niet dan oppervlakig beschouwen en hoe licht gebeurde zulks niet, ook zelfs door personen van wien men zulks vanwege hun ontwikkeling niet zou verwachten! Zijdeling- sche- of terloopsche geuitte op- en aanmerkingen wekten helaas die gedachten op. Een en ander bracht zoowel veel lichamelijke- als geestelijke inspanning mede. Hoewel veel inspanning soms ook zelfverhef fing, gevraagd werd, weet ik toch zeker, dat wij, zoowel de arbeiders als ik persoonlijk ons gelukkig achtten dat wij dergelijk werk, als aanvankelijk gevraagd, hebben mee mogen maken, indanks het latere imponeerend geluid van "Sinty" of "Twen- ty's" naast ons zwaarbeladen moeizaam voortgaan door het mulle zand van sectie A en E, of het slik van Sectie B en C, of het trekken voor egge- of zaaimachine. Diegenen, welke hieraan mede arbeidden, vanaf deze plaast hiervoor nog mijn welgemeende dank. Ik hoop evenwel niet, dat dit schrijven sommigen den indruk geeft, dat wij alleen de pioniers waren; -neen, ik hoop alleen dat het de indruk zal geven, dat dit werk ook daartoe wel gerekend mag worden. Aanzien 1932 1933 Eerst vrij geleidelijk, doch later snel begon de polder te begroeien. Deze begroeiing had voorna melijk plaast, in ieder geval verreweg het meest op de zwaardere gronden. In het zwaardere gebied, was dit wel in hoofdzaak de zeeaster, die zich krachtig ontwikkelde en welke vooral in den nazomer aan den polder een soms prachtig aanzien gaf, zelfs heb ik het genoegen gehad vanaf voorjaar 1932 anderhalf jaar te midden hiervan te wonen en wel +1,5 KM. zuidelijk aan de Ulkeweg. Hoewel het gedeelte van de weg waaraan wij woonden nog geheel "ongebaand" was, de stortgrond der weg nog op wallen lag, had het toch ook zijn bekoringen zoo te midden van de geboorte dezer vegetatie te leven. Dit alleen is al voor een liefhebber een prachtig iets; zo'n geheele wording vanaf den aanvang mede te maken. Waarschijnlijk schoon is het zoo de natuur in zijn wezen gade te slaan. Beelden zag men, dat deze zoo intens mooi, doch tevens soms volgens ons menschelijk begrip en verstand ook weer zoo bijzonder wreed kunnen zijn. Dit laatste geldt dan speciaal op het gebied van de levende wezens. Hun ontwikkeling en bestaansstrijd was in dit zoo schaars bewoond gebied ook allicht zwaarder dan op het bewoonde land. Anderhalf jaar hebben wij daar gewoond met, of liever te midden der natuur, welke niet alleen in beboschte streken, doch ook in dit pas geboren vlakke land, zoo bijzonder mooi en volgens menschelijk begrip zoo wonderlijk kan zijn. Het was in 1933 dat ik voor mijn werk op een proefveld op D 57 (tegenover J. Wiersma Oudelanderweg) moest zijn. Steeds moest dit vanaf de Koggenrand- weg beriekt worden. Doch wat nu de Hoornsche- weg is, was toen een met de auto berijdbaar fietspad. De Oudelanderweg was niets dan een nog in oorsprong liggende strook grond dus met heuvels en dalen bezet, vanwege de stortgrond. De geheele wegbaan met het land terweerszijden was geheel en al met hooge bloeiende zeeasters bedekt. Daar de lucht goed Stond (een regenbui bracht mee dat. men onherroepelijk met. de auto bleef steken) werd het erop gewaagd de tocht daarheen langs genoemde wegbaan te aanvaarden. (ik denk b. v. hierbij aan de "Sinty met zijn 3 ploegen of schijven), verschenen op het toneel; ons werk sloeg toen tegenover dit wel een pover figuurtje. Vier menschen voor een 7-balkseg, soms voor een 3- pijps zaaimachine, -daarnaast de "Sinty", met zijn imponeerend geluid met achter zich zijn serie werktuigen. - 116 -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1995 | | pagina 10