Het beeld wordt hier in belangrijke mate bepaald door de veel grotere kavels en het wegvallen van een groot aantal dorpen. De breedte van de kavels werd 300 tot 450 meter en de lengte 1000 meter vergroot. Het gevolg was dat de bedrijfsgrootte varieerde van 30 tot 90 ha. Van de oorspronke lijk 10 geplande dorpen, werden er uiteindelijk maar drie gerealiseerd. De mechanisatie leidde tot minder personeel en het gemotoriseerde verkeer maakte grotere afstanden naar het werk mogelijk. Niet meer de grondsoort maar de plaats van een bestemming werd bepalend. Daardoor kregen de grond ook andere dan agrarische bestemmingen en konden grootschaliger beplantingen gerealiseerd worden zoals bij natuurterreinen en recreatiegebieden. Er kwamen duidelijke hoofdwegen met brede beplantingen, zodat secundaire wegen in principe onbeplant konden blijven. Toch ging ook hier, onder invloed van andere belangen, nog het een en ander mis in de ogen van de ontwerpers. Maar Bijhouwer zei al: :Je moet maar bedenken dat in liefde, oorlog en landschap alles is toegestaan". Voor zover mijn algemeen verhaal. Ter afsluiting wil nog graag op een paar zaken ingaan die te maken hebben met ons verblijf in de polder en de uitvoering van het beheer. Met opzet, betrek ik het beheer van de bossen hierbij niet. Tien jaar geleden had ik u hierover een verhaal kunnen vertellen maar in die tien jaar is veel gebeurd en veranderd, waarvan ik niet meer op de hoogte ben. Daarom zie ik hier vanaf. De reden waarom wij in december 1963 naar de Wie- ringermeer kwamen was een materiële; we konden hier een huis krijgen. Mijn vrouw en ik hadden samen een tweetal jaren op Nieuw-Guinea gewoond en gewerkt, en terug in Nederland kwam ik bij het SBB. Voor mij was dit een tijdelijke zaak want ik wilde weer graag temg naar de tropen. Dat het een en ander geheel anders is gelopen, kon ik toen niet bevroeden. Bij het SBB kwam ik twee jaar in opleiding en dat betekende een weekend-huwelijk. Een van mijn eerste stageplaatsen was op Texel en wel op eigen verzoek. De Waddeneilanden deden me nog het meest denken aan het eiland Adi ofwel Poelau Adi, een 70 km. voor de kust van Kaimana, het dorpje waar we toen woonden. Op Poelau Adi heb ik de meeste tijd doorgebracht bij een Amerikaanse houtmaatschappij. Op Texel werd ik al gauw door mijn mentor Maarten Mantje gevraagd of ik niet naar de Wieringermeer wilde gaan. Er was een vacature, maar niemand had er belangstelling voor. Vanwege de beschikbare woning, heb ik meteen ja gezegd, zonder één keer in de polder te zijn geweest. In die jaren werd alles wat beplanting heette door het SBB verzorgd. Alleen de rijksweg en de beide provinciale wegen waren uitgezonderd. De wegbeplanting van de gemeente en het Heemraadschap en alle erfbeplantingen. En ook de plantsoenen van de vier dorpen, de begraafplaats te Middenmeer, de tuinen van de burgemeester en directeur gemeentewerken. Naast de begraafplaats lag ook een grote kwekerijpraktisch alle bomen en heesters werd daar door ons zelf geteeld. In 1968 werden de dorpsplantsoenen overgedragen aan de toen pas opgerichte gemeentelijke plantsoenendienst. De wegbeplantingen van de gemeente werd pas in de tachtiger jaren overgedragen. Pas in de zeventiger jaren kwamen aannemers op de markt, daarvoor werd alles door eigen mensen gedaan. Het beheer en onderhoud is dus ruim 60 jaar in één hand geweest. In het begin van mijn verhaal heb ik iets proberen te verwoorden over de beleving van het landschap. Ik besef dat dit een heikel onderwerp kan zijn omdat dit het innerlijk van de mens raakt en het gaat hierbij om schoonheid. En hierover kan men vaak van smaak verschillen. John Keatsde Engelse dichter die voor velen nog hoger wordt geacht als Shakespeare, heeft in 1820 in zijn ode "Ode aan een Griese Vaas" gezegd: "Schoonheid is waarheid, waarheid is schoonheid" - en dat is alles wat we op aarde weten, en alles wat we behoeven te weten. In dit specifiek geval gaat het om de beleving van kleur en lijn, openheid en ruimte en aan de eindigheid daarvan. Hierbij kunnen innerlijke ervaringen en gevoelens een rol gaan spelen. De in het begin gememoreerde Derk Sibolt Hovinga heeft het in zijn taal aldus uitgedrukt: "En in mien daipste wezen heb ik wait. Da'k dail heb aan dizz aiweghaid". Voor de niet Groningers onder u luidt de vertaling: "En in mijn diepste wezen weet ik dat ik deel uit maak van de eeuwigheid". Dertig jaar geleden kon ik de ruimte en de openheid van dit landschap nog niet zo erg waarderen. Mijn hart trok toen nog naar gebieden met meer beslotenheid en van een kleinere schaal. Dit is echter in mijn beleving vrij snel veranderd; eerst niet bewust, maar uiteindelijk heel bewust. Op Texel kom ik goed aan mijn trekken, met een extra dimensie de zee, het strand en de duinen. Het is nu tijd om af te sluiten - 92 -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1995 | | pagina 8