pag. 72 Ik, Boschman was dus per 1 maart 1941 aangesteld als bedrijfsleider op een 10 ha. groot gemengd bedrijfje aan de Oom Keesweg, kadastraal bekend als Oom Keesweg J 31. Daar werden 4 bedrijfjes, vlak bij el kaar staand, gerund allemaal 10 ha.groot. Er werden 6 a 7 koeien gemolken en op ieder bedrijfje hadden wij 1 werkpaard. Bij ploegen en 2-paards werkzaamheden maakten wij wederzijds gebruik van buurmans paard. Ook met het handwerk (aardappelen poten en wat zich leende voor 2 man, hielpen wij elkaar. Ik denk dat door het niet aanwezig zijn van direct eigenbelang de samenwerking werd be vorderd, een pré! Op 17 april 1945 onderwaterzetting van de Wieringermeer door de Duitsers, zijn wij met ons gezin geevacueerd naar Wieringen, waar wij bij Fam. Veerdig in de Hoge Elft (boerderij "Jachtlust") gul onderdak vonden. Wij hadden inmiddels 7 kinderen, en nog een schoon zus uit Overijssel en een onderduikster uit Amsterdam over huis, dus ons gezin bestond uit 11 mensen. Sociale mensen op Wieringen! In het najaar van 1946 zijn we teruggekeerd naar Oom Keesweg in een Zweedse houten noodwoning. Zeer solide, houten huizen. In na jaar 1947 van Oom Keesweg vertrokken naar Wierweg F 48, 18 ha. gemengd. Door het niet terugkeren, na de oorlog van enkele N.S.B. pachters hebben toen enige bedrijfsleiders in het bezit van wat be drijfskapitaal, kunnen pachten en dus boer kunnen worden voor zich zelf. Ik promoveerde dus (zo kun je het wel noemen) van 10 naar 18 ha. Hoe groter het bedrijf was, hoe hoger ook de salariëring! Op F 48 geboerd van '47 to '59 en toen naar F 52 Wierweg, eveneens een gemengd bedrijf, maar nu op 36 ha (2 kavels), en daar tot aan mijn pensionering in '69 geboerd. De verhouding tussen superieuren en bedrijfsleiders is, voorzover mij bekend, en zeker wat mij zelf aangaat, altijd prettig geweest. Toch heeft men na verloop van tijd van verdere exploitatie door het Rijk afgezien. De kleine bedrijven (10 ha.) zijn allemaal verpacht aan zittende bedrijfsleiders en na verloop heeft men ook de grotere bedrijven afgestoten. De in func tie zjnde bedrijfsleiders hebben de bedrijfsinventaris allemaal tegen redelijke voorwaarden kunnen overnemen. Vaak waren dat al weer zoons van de zetboeren van het eerste uur. Voor wat de Wiering- ermeer betreft, de laatste bedrijven in '69! Ik vind het persoonlijk (ik was niet zo'n streber) nog altijd jam mer niet zozeer uit economisch oogpunt bekeken, althans niet zo direct, maar ergens jammer dat de Staat der Nederlanden niet zelf meer boert! Immers men was dan vandaag de dag ook geconfronteerd geraakt,en wel zeer direct, met de lawine van voorschriften op milieugeb' ied en zoveel andere voorschriften meer. M.i. zou dit alles meer begrip gewekt hebben voor, naast alle kosten hieraan verbonden, de grote administratieve rompslomp van kali, stikstof en fosforbalansen enz. oormerken van kalveren. Wat dat laatste be treft, dat is toch, naast het feit dat het geen gezicht is, dit is toch ergerlijke dierenmishandeling! Afijn ik kijk allerminst in wrok om. Maar dit moest ik even kwijt. Ik hoop in '94, 1 december 90 jaar te worden, woon in Lelypark er wordt prima voor ons gezorgd. Ik kijk dankbaar achterom. Theo Boschman Lelypark 1, Kamer 38 1771 CA WIERINGERWERF

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1994 | | pagina 15