HET PLAN VAN AANLEG Bij ons stedebouwkundig werk zijn we gewend uit te gaan van de bestaande kernen als hoofd waarden van het plan; in hoofdzaak is dat wel gerechtvaardigd; maar dikwijls zijn we hierin eenzijdig; door opvoeding gepredisponeerd om het stedelijke bedrijf in alles als het eerste en voornaamste te zien, loopen we al te gemakkelijk heen over dat gedeelte van den grond, dat ons het voedsel verschaft, waarvan we leven; en zien daarin vaak meer een mogelijkheid van uitbreiding en ontspanning dan datgene, wat het werkelijk is. In dit geval ligt de zaak anders; het zwaartepunt ligt hier onweersprekelijk in het landbouw-gebied, en alle beschouwingen zijn daarvan uitgegaan; er zouden hier zelfs nooit ontspanning en uitbreiding ontstaan, wanneer te voren niet voor een bloeienden landbouw gezorgd was. En bovendien valt een kern van eenigen omvang hier niet eens te verwach ten; het poldercentrum zal wel beteekenis krijgen, doordat belangrijke steden niet in de nabijheid liggen, en omdat de wijze van exploitatie doet verwachten dat zich een polder-geest zal ontwik kelen; en dit zal zich ook vermoedelijk wel uiten in een uitgesproken centrum, maar haar beteekenis blijft ten aanzien van het landbouw-bedrijf toch altijd van den tweeden rang. Het eerste uitgangspunt bij het opmaken van de plannen was de verkaveling van het land; daarop volgden de ontwatering en het vervoer van land- bouw-producten te weg en te water, en eerst daarna kwam de beurt aan de kernen, waarvan de afstand bepaald werd door de winkel voor de boerin en de school voor haar kinderen; en de plaats haast vanzelf voortvloeide uit de kruis punten en de sluizen, aangewezen voor den schipper om zijn inkoopen te doen; en de vorm eindelijk eenigszins werd gedicteerd uit het net van verkeers aders, dat uit bovenstaande eischen voortvloeide. Dit is ongeveer de volgorde der waarden en der overwegingen geweest, al wil dat nu ook niet zeggen dat ze niet in hun wisselwerking zijn bezien. Er is hierover in het Tijdschrift voor Volkshuisvesting en Stedebouw (Juli 1930) uit voerig geschreven; ik behoef daar nu niet lang bij stil te staan. Alleen nog een enkel woord over het karakter van het plan. Ik wil van niemand vragen, om zich zoodanig op te schroeven, tot hij het plan van aanleg om zijn schoonheid gaat bewonderen; daarvoor is het eenheids-beginsel ten aanzien van het verkeersnet niet helder genoeg uitgedrukt. Maar daartegenover zal men moeten erkennen pag. 4 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1994 | | pagina 5