De aanleg van den Wieringermeerpolder1
geschreven door M.J. Granpré Molière
INLEIDING
De drooglegging van de Zuiderzee is een vredeswerk. Het is een
vredeswerk naar het doel: landverruiming door eigen arbeid in eigen
gebied; het is ook naar organisatie, want een dergelijk werk vraagt
een eensgezinde overtuiging een eensgezinden arbeid van zeer velen,
bestuurders, geleerden, kunstenaars, ingenieurs en arbeiders. Maar
het is ook een vredes-werk naar den datum; n.1. als een sterk en weldadig
contrast tegenover den oorlogroes, die over Europa losbarstte, juist
toen de Regeering het voornemen tot drooglegging van de Zuiderzee
aankondigde, en waarvan de wet werd bekrachtigd (14 Juni 1918), juist
toen het verdere Europa uitgeput was van den strijd. Wanneer
men nu van oordeel is dat hier een monument van zedelijke grootheid
bezig is tot stand te komen, dan kan men vervolgens vragen: wordt hier
ook een cultuurwerk in den vollen zin gesticht? M.a.w. wordt hier een
land geschapen, waarin men zuiver kan ademen, door de weloverwogen
orde en schoonheid van het landschap en den harmonischen opbouw der
nederzettingen?
De Wieringermeer is een proefpolder. Het is onvermijdelijk dat
er wel eens stappen gedaan of verzuimd zijn, die men achterna min of
meer betreurt. De materieele omstandigheden, waaronder gewerkt wordt,
zijn niet gunstig. Ten slotte ontbeert onze tijd een ware stoffelijke
en geestelijke gemeenschap; in dat opzicht is ons tijdsbestek zelfs
zeer ongunstig. Daarom kunnen wij beter een ingenieurswerk tot stand
brengen dan een werk van huisvesting en stedebouw, waar het
eenheidsbeginsel zooveel hooger ligt, en, door het gemis aan gemeenschap,
zooveel gemakkelijker ontglipt. Daarbij komt dat men verleerd heeft
om de schoonheid als de hoogste, en dus meest noodzakelijke, levenswaarde
te zien, en deze zelfs is gaan achterstellen bij den drang naar
stoffelijke goederen; deze drang is zoo groot, dat, als het ons gelukte
ons productieapparaat op volle kracht te doen arbeiden, wij weldra
in onze goederen als in een waren zondvloed zouden verdrinken.
Wanneer men nu het bereikte uit een ooppunt van cultuur gaat bezien,
dan is het wel billijk met deze omstandigheden rekening te houden,
en zijn eischen niet al te hoog te stellen.
Zie verder de volgende pagina "het plan van aanleg" en "de dorpen"
Het plan is om in de volgende kronieken op te nemen
"De bebouwing in den Wieringermeerpolder" door A.D. van Eek.
"Beplanting in den Wieringermeerpolder" door J.T.P. Bijhouwer
"De verkaveling van de Wieringermeer" door J.F. Ligtenberg
1 het navolgende artikel kout uit "Het Nieuwe land" de opbouw van de Wieringermeer 1933 van het Nederlandse Instituut voor Volkshuisvesting
en Stedebouw uitgegeven door NV. van Hunster's Uitgevers Maatschappij Amsterdam.
pag.