14
Wel, dit stuk land van ongeveer 20.000 ha. groot moest ontwaterd,
ontgonnen en ingericht worden tot landbouwgebied. Direct al bij het
droogvallen van de polder, werd door de karteerders op de hoge gronden
begonnen met het in kaart brengen van de samenstelling van de grond. Ze
werkten in twee kleine ploegen onder leiding van de heren Wit en Lindenbergh.
Achter het zich steeds verder terugtrekkende water, trokken zij zodra dat
mogelijk was, dieper de polder in. Zeker in het begin was dat voor hen
geen gemakkelijke opgave. Ze hadden geen communicatie-middelen tot hun
beschikking. Waren ze in de polder dan waren ze onbereikbaar. Al hun
transport ging te voet. Kruisten ze kanalen dan gebruikten ze een vlet.
Soms moesten ze een flink eind omvaren om het te karteren gebied te bereiken.
Dan moesten ze in de soms slappe bodem de monsters nemen. Daarna ging het
te voet weer terug en zeulden ze de kisten met monsters met zich mee. Dat
was niet altijd eenvoudig over die slappe bodem. Daarbij kwam nog dat de
open polder geen enkele bescherming aan hen bood en ze dus waren overgeleverd
aan de grillen van de natuur. Het lag voor de hand dat, ondanks de soms
zeer lange werkdagen die ze maakten, de produktiviteit niet erg hoog kon
zijn. Toch kregen ze het werk in twee jaar gereed.
Per hectare namen ze één monster van de grond, tot een diepte van 1,50
meter, dus de diepte van een kavelsloot. Zo namen ze op ongeveer 3500
plaatsen monsters en brachten die in kaart. Bij dit karteerwerk werden
door hen niet alleen bijzonderheden omtrent de ligging van de lagen
opgenomen, maar ook gegevens voor de latere gebruiker van de grond.
De door hen getekende profielen geven de geschiedenis van de grond weer.
Na de begreppeling van de polder werd door de karteerders vanaf eind '32
de polder voor de tweede maal zorgvuldig onderzocht, maar nu via de greppels.
Het resultaat was een bouwvoorkaart van de eerste 30 cm. die goed aangaf
hoe de polder bebouwd kon worden met gewassen. Ondanks de vaak zware omstan
digheden hebben deze mensen een degelijk stuk werk geleverd. Deze kaart
was en is nog steeds een lust voor het oog.
Ook was men in mei '30 al begonnen met het verkavelen (het graven van de
sloten). Dat gebeurde onder Wieringen en langs de westkust nabij Kolhorn.
De plannen voor de verkaveling van de polder waren gemaakt door ZZW-werkers
onder leiding van ir. Ligtenberg. Vanavond "volgen" we die werkers die
ruim twee jaar lang hebben gegraven van mei '30 tot oktober '32. Wie het
waren weten we niet meer, op enkele na. De meeste zullen wel altijd anoniem
voor ons blijven, zeker nu 63 jaar later. De meeste zijn al overleden.
Maar het waren er velen. Ze waren gekomen in ruime mate.
Nu zullen sommigen zich afvragen "Hoe kwam dat?". Aan het einde van de
jaren sloeg een economische crisis toe. De wereld-economie viel geheel
in duigen. De werkeloosheid steeg zeer snel en kreeg een enorme omvang,
ook in ons land. De uitkeringen waren laag en nauwelijks toerijkend voor
de noodzakelijke levensbehoeften. Het kleden van kinderen bijvoorbeeld
vormde een groot probleem. Fietsen waren in die tijd een kostbaar bezit,
maar het vervangen van de banden was meestal een onoplosbaar probleem.
Ook de landbouw in ons land kreeg het zwaar te verduren, de prijzen daalden
scherp. Vele boeren gingen failliet en met hen kwamen ook de landarbeiders
zonder werk. In dit klimaat was de Wieringermeer droog gevallen en moest
ze worden ontgonnen en ingericht. Vele werklozen, vooral uit de landbouw,
wilde wel in de gelegenheid komen om te werken in dit project dat de overheid
uitvoerde. Ze kwamen hoofdzakelijk uit de directe omgeving, maar ook van
ver. Zowel landarbeiders en boeren, maar ook anderen. Hoewel niet iedereen
werd aangenomen om het zware grondwerk te doen, waren dit de mensen die
de polder "leefbaar" hebben gemaakt.