6 Bij alle werken speelde het weer een belangrijke rol. Op 25 en 26 november 1928 was er een zware N. W. storm waarbij al het werk onmogelijk werd. Veel dijkwerkers gingen naar Den Oever. De dijk moest met zeilen en zandzakken worden beschermd om doorbraken te voorkomen. De heer Verbiest die toen een dertienjarige jongen was en koffie rond bracht voor zes gulden in de week, vertelde dat in dat noodweer zijn moeder longontsteking kreeg en dat zijtoen de storm luwde, naar Medemblik moest, waar zij toch nog overleed. Half december was iedereen weer terug. Maar na een paar dagen viel de vorst in en viel het werk weer stil. Iedereen moest terug naar Den Oever, daar was het kantoor van de MUZ, en ging toen naar huis. De achterblijvers, de putbazen en de wakers, waren na een paar weken ingevroren. Levensmiddelen werden per slee over het ijs vanuit Medemblik aangevoerd. De bewoners van de Oude Zeug gingen hen tegemoet. Lukte het niet om te komen, dan aten ze de noodrantsoenen, aldus Schimmel en Verbiest. Op 15 en 16 januari 1929 was er weer een N.W storm waardoor het ijs ging breken. In februari was het ijs sterk gaan kruien en werd het op de Oude Zeug gevaarlijk. ZZW vond dat iedereen daar weg moest. Er werden toen grote sleeën gemaakt, waarop de bezittingen en de kleine kinderen werden gezet. "Voor de tocht was het helder weer, we konden Den Oever, elf kilometer verder, zien liggen. Er werd besloten daarheen te lopen. Het werd een barre tocht. De wind was strak Oost. Maar ook in het ijs waren veel scheuren, sommige waren zo breed dat we om moesten lopen", aldus Schimmel en Verbiest, "daarom liepen we veel kilometers meer. We hebben uiteindelijk vijftien kilometer afgelegd. De tocht duurde vijf en een half uur, maar toen waren we veilig met z'n veertigen in Den Oever". Pas in april 1929 werd het werk weer hervat. Gelijk met de dijkbouw begon de MUZ en verschillende aannemers met het baggeren van de hoofdvaarten en bevaarbare tochten in de polder, in de natte, zoals dat genoemd werd (onder water dus). Ze bepaalden hun positie door te peilen op vaste punten op de wal, zoals kerktorens e.d.. Het leven aan boord van de baggermolens was eentonig. Vier weken lang bleef men aan boord, daarna ging men met de Beurt, wat wil zeggen dat men dan een lang weekend naar huis mocht. Ook met slecht weer bleef men zo lang als mogelijk was op locatie. De baggeraars baggerden tezamen ca. 9 miljoen m3 grond weg. Op 21 januari 1930 was ook dit werk gereed en verliet de baggervloot van kleine baggermolens met bijbehorend materieel door de sluizen de polder, want de dijken waren al gesloten. De grote molens waren al weg voordat de dijken waren gesloten, door het laatste sluitgat (het Molengat). Veel werk is door de mensen van de sleepboten gedaan; het verhalen van onderlossers, bakken, baggermolens, kraanpontons, etc. Eén van die mensen was de heer Wouda, schipper op een MUZ-boot. Hij vertelde "lange dagen maakte je, bakken heen en weer brengen van de baggerplaats naar de kranen bij elke weersomstandig- heid"Daarnaast moest hij vaak invallen voor schippers die met de Beurt waren. "Vaak moest ik ook de schipper van de waterboot vervangen, als die met de Beurt was. Dan moest ik water en kolen naar de baggermolens brengen en verder baggeremmers, iedere week zo'n zeven stuks om te verwisselen. Eens heb ik een week van 68 overuren gemaakt, ik was toen van vrijdagmorgen vijf uur tot zondagmiddag in de weer geweest. Het personeel van alle werktuigen zat vier weken achtereen geïsoleerd, doch op zaterdagmiddag kwam een sleepboot, die de stoomwacht had, hen voor een paar uur ophalen om inkopen te doen aan de wal. Het zou nu niet meer mogelijk zijn om mensen zo ver te krijgen. Maar in die tijd was het heel normaal en er waren genoeg liefhebbers", aldus Wouda. Hij woonde op het werk in een ark. "Het was er schoon. Je moest niet met vuile klompen of schoenen aan binnen komen. Dat werd niet genomen. We leefden met z'n vijftienen aan boord van die ark. Het eten was er goed, het werd onderling betaald, dat was voordelig. Je had een kooi, dekens en klaar was het. Een kok van de MUZ kookte en hield de boel schoon. Zo zijn de dijken door mensen onder verschillende omstandigheden gemaakt.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Kroniek Historisch Genootschap Wieringermeer | 1993 | | pagina 8