5
De dijkwerkers zorgden voor de verder afwerking van de keileem. Zo werd er door baggeraars,
bakkenmensen, onderlossers en kraanmensen ongeveer 1,7 miljoen m3 keileem verwerkt in de dijken
van de polder. Zodra de keileem voldoende boven water was moest het dijklichaam wat onder water
lag, worden beschermd tegen het water en de golven. Aan de zeezijde (nu de Ijsselmeerzijde) werd
dat gedaan met kraagstukken. Dat zijn matten van rollen rijshout. Het maken van de matten werd,
zeg maar rustig, door specialisten gedaan. Ze werden geheel met de hand gemaakt. Deze matten, die
het onderwaterbeloop verdedigen, werden door de sleepboot op hun plaats langs de dijk gebracht.
Daarna werden ze door de rijswerkers met stenen verzwaard, afgezonken en nabestort. Dit is nog
steeds te zien op de waterlijn langs de dijken.
Aan de binnenzijde van de dijk werden voor de korte tijd krammatten gelegd. Deze matten van stro
met beugels van tarwe- of roggeglui (stro) verdedigden het dijklichaam tegen water en wind. Het
leggen vereiste precisie. Je moest de beugels goed insteken. Op de waterlijn kwam weer stortsteen.
Langs de dijken legden de rijswerkers en krammatwerkers ca. 1,2 miljoen m2 kraagstuk en krammat.
Waren deze mensen klaar dan kwamen de steenzetters om het verdere talud aan de zeezijde met basalt
af te werken. Zij legden eerst een puinlaag en daarna zette ze basalt vanaf de waterlijn naar boven.
Dat zetten ging zuil voor zuil.
"Je moet er", aldus steenzetter Slagboom, "een goed sluiten geheel van zien te maken met bijna eeen
gaten. Nooit twee 'stenen' op elkaar, Het was zwaar werk maar toch zetten we ongeveer 100 m per
week.
"Ook het lossen van de basalt ging met de hand" aldus de heer Roossien. Hij zei "ik heb zowel basalt
als stortsteen gelost. Met een kruiwagen heb ik voor 15 cent per ton stortsteen aangenomen voor de
dijk vanaf Oude Zeug tot aan Den Oever. We losten met twee man ongeveer 200 ton per dag."
Bij elkaar zette de steenzetters ongeveer 66,5 duizend m2 basalt. En dat alles met de hand, zuil voor
zuil. Aan de polderzijde werd een zandlichaam aangebracht tegen de keileemdam aan. Eerst door
onderlossers, later, als het te ondiep was geworden, door de perszuiger. De dijkwerkers zorgden dan
dat het op te spuiten zand achter de dam van keileem goed verdeeld werd. Ze stonden veelal in het
water. Door stort-schotten te zetten werd het zand beter vastgehouden en verdeeld en liep het water
weg. Door de mensen op de zuiger en perszuigers alsmede door de dijkwerkers werd ongeveer 3,5
miljoen m3 zand verwerkt in de dijken.
Eén van de eerste wakers (onderopzichters) op de Wieringermeerdijk was de heer Schimmel. Hij was
in dienst van ZZW. In juli 1927 kwam hij van de proefpolder op het dijkvak Oude Zeug.
"Tot 1928", zo vertelde hij, "woonden we, dijkwerkers en wakers, in arken langs de te maken dijk,
die in zuidelijke en noordelijk richting werd uitgebouwd, 's Avonds was je hier van God en alle
mensen verlaten. Je mocht één maal in de vier weken naar huis."
Ook woonden er dijkwerkers in Den Oever en Medemblik. Deze mensen moesten 's morgens om
vijf uur met de boot naar het werk en gingen 's avonds om zes uur weer terug. Ze waren dan
ongeveer om half acht weer thuis.
Eiitd 1928 werd bij de werkhaven de Oude Zeug een kamp ingericht. Er kwam een directiekeet, een
kantine en woonketen voor de putbazen en hun dijkwerkers (een ploeg bestaande uit ca. 20 man),
pén keet per ploeg.
De putbazen hadden hun gezin bij zich. De vrouwen zorgden voor het eten in de keet. Ook de vrouw
van Schimmel werkte in dit kamp; zij hield de directiekeet schoon. Ook waste en herstelde zij kleding
tegen betaling. De vrouwen op de Oude Zeug gingen eens per week met de boot naar Medemblik
om boodschappen te doen.